Na Jezus' dood voelden meer mensen zich aangetrokken tot het christendom. Vooral vrouwen, slaven en arme Romeinen veranderden van godsdienst. Binnen het christendom zijn alle mensen namelijk gelijk.
Over de goede Romeinse wegen verspreidde het christendom zich steeds verder door het Romeinse Rijk.
Uiteindelijk stond keizer Constantijn in 312 het christelijk geloof overal in zijn rijk toe. Ook werden de christenen toen niet meer vervolgd.
Keizer Theodosius ging nog verder en stelde in 394 het christendom voor iedereen in het Romeinse Rijk verplicht.