B1Gym.4.3 De verspreiding van het Christendom

Hoofdstuk 4 Boeren, heren en monniken


Paragraaf: 4.3 De verspreiding van het Christendom
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 Boeren, heren en monniken


Paragraaf: 4.3 De verspreiding van het Christendom

Slide 1 - Tekstslide

Welk geloof had Karel de Grote?

Slide 2 - Open vraag

Na deze les:
  • Je kunt uitleggen hoe het christendom zich in de vroege middeleeuwen in West-Europa verspreidde.
  • Je kunt uitleggen dat het christendom voor mensen in de middeleeuwen erg belangrijk was.
  • Je kunt uitleggen wat een stand is en de drie standen in de middeleeuwse samenleving noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Heidenen
  • Romeinse keizer Constantijn de Grote maakten het christendom tot staatsgodsdienst.
  • Maar veel Germaanse stammen behielden hun natuurgodsdienst.
  • Zij hadden natuurgoden zoals Freya (godin van de vruchtbaarheid) en Donar (god van de donder en de bliksem.

  • Deze mensen  werden heidenen genoemd

Slide 4 - Tekstslide

Frankische rijk

Slide 5 - Tekstslide

Het Frankische rijk op zijn grootst.

Slide 6 - Tekstslide

Bekering 
  • Frankische koningen en geestelijken wilden deze mensen bekeren tot het christendom (kerstening).  
  • Om deze mensen te bekeren werden er kloosters gesticht in Europa. 
  • Vanuit deze kloosters trokken monniken rond om het christendom te verspreiden. Deze monniken noem je missionarissen. (bv. Willibrord en Bonifatius)

Slide 7 - Tekstslide

Bekering 
  • Eerst  bekeerden koningen:
    - Koning kreeg hulp bij bestuurstaken.
    - Missionarissen bescherming en geld. Daarna adellijke families. en vervolgens de bevolking
  • Toch bleef er veel weerstand en geloof in oude goden zoals Donar, Wodan en Freya

Slide 8 - Tekstslide

Een andere aanpak: Vermenging van culturen
Germaanse en christelijke tradities werden vermengd
 Kerstmis (geboorte Jezus + midwinterfeest)
Pasen (opstanding Jezus + lentefeest)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Rond het jaar 1000 bijna heel West- Europa Christelijk

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Wie bedoelen we met heidenen?
A
Mensen die geloven in het christendom.
B
Monniken
C
Mensen die niet in het christendom geloofden.
D
Horigen die moeten luisteren naar de heer.

Slide 13 - Quizvraag

Wie was geen missionaris?
A
Bonifatius
B
Constantijn
C
Willibrord

Slide 14 - Quizvraag

Wie was Willibrord?
A
Een missionaris die de Friezen bekeerde
B
Een monnik die een liefdesgedicht schreef
C
De koning van een groot rijk
D
Een gelovige ridder met veel horigen

Slide 15 - Quizvraag

Willibrord is een priester uit
A
Engeland
B
Rome
C
Friesland
D
Aken

Slide 16 - Quizvraag

Wie werd er bij Dokkum vermoord?
A
Willibrord
B
Clovis
C
Benedictus
D
Bonifatius

Slide 17 - Quizvraag

Willibrord en Bonifatius bekeerden mensen tot het christendom. Wat is bekeren?
A
Mensen overhalen om te geloven in de christelijke god.
B
Mensen de keuze geven om te geloven in de god die ze zelf willen.
C
Een kerk bouwen.
D
Mensen dopen.

Slide 18 - Quizvraag

De Germanen vereerden hun goden in tempels
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wodan
Donar
Freya
Tyr
Woensdag
Vrijdag
Dinsdag
Donderdag
Oppergod
God van oorlog en recht
God van de donder
God van de liefde

Slide 20 - Sleepvraag

Verschillende soorten christendom
1. Er bestaan verschillende geschriften over het leven van Jezus
2. Theologen verschilden van mening over Jezus als mens of
     god.
3. Christenen waren onderling verdeeld over de juiste leer.
     (bv. alleen god aanbidden maar geen andere mensen?)
Tijdens Concilies werden afspraken over wat wel en niet christelijk was. In de 11e eeuw zorgde ruzie voor twee kerken: West Europa en Byzantijnse rijk.

Slide 21 - Tekstslide


De geestelijken werken voor de kerk

Slide 22 - Tekstslide

0

Slide 23 - Video

De christelijke cultuur
  • Het geloof stond centraal :
  • Taken van de priester: dopen, bidden en communie
  • Mensen trouwden in de kerk, kinderen werden gedoopt en doden werden begraven bij de kerk. 
  • Angst voor de hel
  • klooster: Geschriften bestuderen en overschrijven(monnikenwerk), priesters opleiden, zieken verplegen en onderdak bieden

Slide 24 - Tekstslide

Standensamenleving
 Stand: Groep met een vaste plek en een eigen taak in de samenleving. 
Vanaf Middeleeuwen drie standen.





Slide 25 - Tekstslide



De eerste stand - geestelijkheid


  • Zij moesten bidden voor de mensen.
  • Gehoorzaamheid, vrijwillige armoede, celibaat. 
  • Nonnen, priesters en monniken. 
  • Konden lezen en schrijven

Slide 26 - Tekstslide



De tweede stand - de adel


  • Zij moesten de geestelijken beschermen.
  • De boeren beschermen. 
  • De koning helpen in tijden van oorlog.

Slide 27 - Tekstslide



De derde stand - de boeren


  • Het land van de heer bewerken. 
  • Zorgen voor voedsel.
  • Grootste stand, minste aanzien 
  • Het was vrijwel onmogelijk om over te stappen naar een andere stand. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Standensamenleving

Eerste stand

Geestelijkheid
Taak: 
Bidden

Tweede stand

Adel
Taak:
Vechten 

Derde stand
(grootste stand)

Boeren en burgers
Taak:
Werken op land, zorgen voor eten

Slide 30 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde?
Sleep de woorden in de juiste volgorde.
Paus
Aartsbisschop
Bisschop
Pastoor

Slide 31 - Sleepvraag

Vrouwelijke geestelijken in het klooster heten...
A
monniken
B
nonnen
C
geestelijken
D
dominees

Slide 32 - Quizvraag

Welke drie standen waren er?
A
Geestelijken, adel, soldaten
B
Soldaten, adel, boeren
C
Geestelijken, adel, boeren

Slide 33 - Quizvraag

Waarom waren geestelijken belangrijk voor het bestuur?
A
Konden lezen en schrijven
B
Christelijke bevolking luisterde naar geestelijken
C
Konden de bevolking bekeren
D
Hoorden bij de eerste stand

Slide 34 - Quizvraag

Eerste stand

Tweede stand
Derde stand
Geestelijken

Adel
Boeren

Slide 35 - Sleepvraag

Slide 36 - Video