Spelling les 4

Welkom klas 2
Leg je spullen op tafel en begin alvast met lezen!
Vandaag: 
1. Lezen
2. Herhaling in tweetal
3. Huiswerk Engelse werkwoorden
4. Start p. 11
5. Afsluiting: Quizizz

Wat leer je?
1. Je herhaalt de theorie van p 2, 3, 4
2. Je weet hoe je Engelse werkwoorden moet spellen.
So spelling p: 2, 3, 4, 10, 11 + aantekeningen.

woe 11 okt
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2
Leg je spullen op tafel en begin alvast met lezen!
Vandaag: 
1. Lezen
2. Herhaling in tweetal
3. Huiswerk Engelse werkwoorden
4. Start p. 11
5. Afsluiting: Quizizz

Wat leer je?
1. Je herhaalt de theorie van p 2, 3, 4
2. Je weet hoe je Engelse werkwoorden moet spellen.
So spelling p: 2, 3, 4, 10, 11 + aantekeningen.

woe 11 okt

Slide 1 - Tekstslide

Leg je spullen op tafel en begin alvast met lezen!
Leerdoelen spelling

1. Punten en aanhalingstekens op de juiste manier gebruiken. (paragraaf 2)
2. Komma's en dubbele punt op de juiste manier gebruiken. (paragraaf 2)
3. Leenwoorden op de juiste manier spellen. (paragraaf 3)
4. Koppelteken en weglatingsstreepje op de juiste manier gebruiken (paragraaf 4)
5. Engelse werkwoorden correct spellen (paragraaf 10)

                                                                

Slide 2 - Tekstslide

Leg je spullen op tafel en begin alvast met lezen!
Neem de zin over en noteer op de juiste plekken leestekens.
 1. bas zei tegen anna doe nou niet zo vervelend
2. als je inzet toont komt het goed

Wat is juist en WAAROM?
3. babysitter /  baby-sitter 
4. autoongeluk / auto-ongeluk
5. aan en uit knop / aan- en uitknop 

6. Waarom kun je nooit de vorm 'wort' in een zin hebben?
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Hij is een 10 maar..

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag
1. Maak opdracht 2, 4, 5 van blz. 253
2. Klaar? Maak opdracht 3 van blz. 253

Let op: lees en gebruik zelf de groene theorie op blz. 252

Klaar? Top! 


timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Hij is een 10 maar..

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2, 3 van blz. 35     (alleen of samen)
 
Let op: lees en gebruik zelf de groene theorie op blz.34


Klaar? Top! Kijk zelf na met het nakijkboek. 


timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Alle onderdelen op een rij
Leerdoelen
- Je kunt punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken (H1)
- Je kunt werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen (H1)
- Je kunt Engelse werkwoorden correct spellen (H2)
- Je kunt het koppelteken en het weglatingsstreepje correct gebruiken. (H3)
- Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen (H3)

Slide 8 - Tekstslide

H1: Je kunt punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken 
1. Punt: einde van de zin.
2. Komma: tussen twee pv's, voor verbindingswoorden (want, omdat, maar etc.).
3. Puntkomma: twee zinnen die sterk met elkaar samenhangen.
4. Dubbele punt: wanneer de tweede zin een verklaring of reden vormt bij de eerste zin.
5. Hoofdletters: namen, begin van de zin, bedrijven, merken, plaatsen, talen, feestdagen, historische gebeurtenissen.

Slide 9 - Tekstslide

H1: Je kunt werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen 
Gebiedende wijs in de tegenwoordige tijd = ik-vorm.
Er staat geen onderwerp in de zin (het is een bevel).

Houd er mee op!
Kom nu naar huis!
Maak toch eens je huiswerk!

Slide 10 - Tekstslide

 H2: Je kunt Engelse werkwoorden correct spellen 
1. Je maakt de ik-vorm door -en van het werkwoord af te halen: rugbyen, ik rugby
2. Bij een dubbele medeklinker aan het eind, schrijven we een enkele in het Nederlands. (Tenzij dit nodig is voor de uitspraak).
Softballen -> ik softbal / paintballen -> ik paintball (uitspraak)

3. In de tt schrijf je gewoon ik-vorm + t.
4. In de vt gebruik je t ex kofschip. (hij deletete)

Ik relax, hij relaxt, hij relaxte, hij heeft gerelaxt 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

H3: Je kunt het koppelteken correct gebruiken. 
  1. In samenkoppelingen die anders onoverzichtelijk worden: kant-en-klaarpakket
  2. Tussen botsende klinkers: aa, ai, au, ii, oe, oo, ou, ui: radio-uitzending, havo-opleiding, na-apen.
  3. Bij letters, cijfers, tekens, afkortingen, St of Sint: A4-formaat, @-teken, Sint-Maarten.
  4. Bij aardrijkskundige namen: Zuid-Spanje, Noord-Afrikaan
  5. In woorden met voorvoegsels adjunct, aspirant, bijna, ex, interim, leerling, kandidaat, niet, non, oud: oud-leerling, ex-roker

Slide 13 - Tekstslide

H3: Je kunt het koppelteken correct gebruiken. 
  • Als het tweede deel een hoofdletter heeft: on-Hollands, pro-Amerikaans
  • Bij twee gelijkwaardige woorden: chef-kok, zwart-wit 

Slide 14 - Tekstslide

H3: Je kunt het weglatingsstreepje correct gebruiken. 
Als je een deel van een woord WEGLAAT. 

in- en uitvoer                   jongensjassen en -petten                      keel-, neus- en oorarts
invoer en uitvoer            jongensjassen en jongenspetten          keelarts, neusarts, oorarts

Gebruik het NIET als je een heel woord weglaat:
dure en goedkope kleding
snelle en langzame auto's 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Als je het lastig vindt, kun je dit schema gebruiken (blz. 264 van je boek).

Kies eerst ALTIJD of het een persoonsvorm is of niet.

Dan bepaal je de tijd. 

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling: Persoonsvorm tegenwoordige tijd =PVTT
1. Ik-vorm + t

Ik word boos
Jij/hij/zij wordt boos - word jij boos? - wordt je zus boos?

Ik verhuis morgen - verhuis ik morgen? - verhuist je zus morgen?
Jij/hij/zij verhuist morgen

Slide 18 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling: Persoonsvorm verleden tijd =PVVT
Sterk: klank verandert in de vt: zwemmen - zwommen, verslinden - verslonden
1. Hij verslond twee boeken in een week.

Zwak: komt -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm (GEBRUIK T EX KOFSCHIP)
2. Hij beantwoordde haar vraag nog steeds niet.
beantwoorden, en eraf halen: beantwoord. d zit niet in t ex kofschip dus ik-vorm + -de. 

T eX KoFSCHiP: laatste letter van de stam erin? Dan TE(N). Niet? Dan DE(N)

Slide 19 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling: voltooid deelwoord (VD)
1. Iets is afgerond oftewel: voltooid. 
2. Begint vaak met -ge, -be of -ve. (geslagen, beroofd, verloofd)
3. Heeft altijd hulp van een werkwoord zijn, hebben of worden.

Vorige week hebben de leerlingen hun rooster opgehaald.
In een week tijd heb ik een heel boek gelezen.

Slide 20 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling: onvoltooid deelwoord (OD)
1. Geeft aan dat je met iets bezig bent, terwijl je ook iets anders doet.
2. Infinitief (hele werkwoord) + d

Hij kwam lachend binnen.
De koning stond zwaaiend op het balkon.
De spits van Feyenoord heeft koppend gescoord (vd).

Slide 21 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling: infinitief
Infinitief = het hele werkwoord eindigend op -en

zwemmen
binnenkomen
antwoorden
gamen
voorlezen

Slide 22 - Tekstslide

Herhaling werkwoordspelling: bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
1. Bijvoeglijknaamwoord als werkwoord gebruikt
2. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen)

1. De verbrede weg heeft voor veel overlast gezorgd.
2. De gesloten deur.
3. Op de vergrote foto was zijn gezicht duidelijk te zien.
4. De kapotte telefoon is uiteindelijk weer hersteld.

Let op: schrijf het zo kort mogelijk en zonder dubbel d of t. Tenzij dit voor de uitspraak wel moet, zoals in zin 4 hierboven.

Slide 23 - Tekstslide