H1: Je kunt punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken
1. Punt: einde van de zin.
2. Komma: tussen twee pv's, voor verbindingswoorden (want, omdat, maar etc.).
3. Puntkomma: twee zinnen die sterk met elkaar samenhangen.
4. Dubbele punt: wanneer de tweede zin een verklaring of reden vormt bij de eerste zin.
5. Hoofdletters: namen, begin van de zin, bedrijven, merken, plaatsen, talen, feestdagen, historische gebeurtenissen.