De jongerensoos les 3

De jongerensoos
Herhaling taak 1
Kennismaken met een jongerensoos
  • Wat is sociaal cultureel werk?
  • Waar moet je goed in zijn als je met mensen werkt: Je herkent je eigen emoties en bij anderen
  • Vaardigheden en competenties
  • Wat is een jongerensoos?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De jongerensoos
Herhaling taak 1
Kennismaken met een jongerensoos
  • Wat is sociaal cultureel werk?
  • Waar moet je goed in zijn als je met mensen werkt: Je herkent je eigen emoties en bij anderen
  • Vaardigheden en competenties
  • Wat is een jongerensoos?

Slide 1 - Tekstslide

Sociaal-cultureel werk
Je werkt voor en met mensen die informatie, trainingen of hulp nodig hebben.
Je werkt overdag, maar ook 's avonds en in het weekend.
Het gaat niet om zorg geven, maar eerder om aandacht, educatie en ontspanning.
Je werkt met kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen.
Je werkt vaak in een leefstijlcentrum (buurthuis of dorpshuis).

Slide 2 - Tekstslide

EMOTIES
Je moet kunnen omgaan met emoties van andere mensen: de vier basisemoties zijn: blij, boos, bang en verdrietig.

Je hebt EMPATHIE nodig om emoties te kunnen accepteren.

Slide 3 - Tekstslide

Karaktereigenschappen, vaardigheden, kwaliteiten (competenties)

Slide 4 - Tekstslide

Vaardigheden en competenties
Wat zijn vaardigheden?
Het vermogen om een handeling bekwaam uit te oefenen, door kort of lang oefenen.
Hard skills= wat je moet beheersen, bijvoorbeeld computerprogramma
Sofs skills = toepasbaar op iedere baan. 


Slide 5 - Tekstslide

Maar wat zijn dan competenties
Competenties zijn vaak gericht op een beroep.

Slide 6 - Tekstslide

Jongerencentra
Jongerencentra zijn speciaal voor jongeren van 12 t/m 21. Hier kun je andere jongeren ontmoeten, zelf activiteiten organiseren of meedoen aan een cursus. Ook kun je in een jongerencentrum terecht bij een sociaal werker/jongerenwerk als je een vraag hebt, ergens mee zit of gewoon gezellig wil kletsen.

Slide 7 - Tekstslide





Aangeboren of aangeleerd?

Slide 8 - Tekstslide

Aangeboren kenmerken
Erfelijk gedrag, het zit in je genen


Bijvoorbeeld:
  • Talent
  • Verlegenheid
  • ADHD

Slide 9 - Tekstslide

Aangeleerde kenmerken
Gedrag dat je door je omgeving aangeleerd krijgt.


Bijvoorbeeld:
  • Je eet met mes en vork.
  • Je komt op tijd in de les.
  • Je hebt respect voor anderen

Slide 10 - Tekstslide

Soms is gedrag zowel aangeboren als aangeleerd....
Voorbeeld: boerenkool eten

Aangeboren = de behoefte aan eten

Aangeleerd = de manier waarop je eet (bv met bestek) en wat je eet (bv “Hollandse pot”) 

Voorbeeld: Nederlands praten
Aangeboren = de klank
Aangeleerd = de taal

Slide 11 - Tekstslide

Omgeving en cultuur
  • Je leert van je directe omgeving: familie of school. 

  • Maar je leert ook alle regels en gebruiken van maatschappij waartoe je hoort

  • Je gaat je gedragen naar deze cultuur

Slide 12 - Tekstslide

Cultuur

Alle normen, waarden en gewoonten 
die mensen samen in een bepaalde groep 
of samenleving met elkaar delen.

Slide 13 - Tekstslide

Socialisatie
  • Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen heet socialisatie.

  • Hierin zit het woord sociaal wat te maken heeft met hoe mensen met elkaar omgaan
  • Normen: wat volgens de regels moet
  • Waarden: wat vind jij als mens belangrijk?

Slide 14 - Tekstslide

Waarden en normen
Waarden en normen kunnen ook verschillen per groep. Als je sterk het gevoel hebt dat je je MOET aanpassen om erbij te horen is er sprake van groepsdruk. Dat gebeurt vooral bij jongeren.


Soms willen jongeren zich niet aanpassen. Ze worden dan soms gepest. Als dat via sociale media gaat heet dat cyberpesten.

Slide 15 - Tekstslide

Generatieconflict
Soms botsen de waarden en normen van kinderen heel erg met die van hun ouders. Er ontstaat dan een generatieconflict: een meningsverschil door een verschil in leeftijd. 

  • Bv. ouders die niet snappen waarom je altijd met je telefoon bezig bent. Zij hadden er namelijk geen toen ze jong waren. 

Slide 16 - Tekstslide

Jongeren en risico's nemen
  • Waarom nemen jongeren meer risico's
  • Welke risico's nemen jongeren
  • Wat kan je doen om het gedrag te veranderen 

Slide 17 - Tekstslide

Risico's roken
  • Verschillende soorten kanker
  • slechte adem, tanden
  • hart en vaat ziekten
  • Vroeg geboorte van een kind
  • Achteruitgang van je longen, lucht/zuurstof
  • Gerimpelde huid 
  • Verslaving

Slide 18 - Tekstslide

Risico's drugs
  • Out gaan (bewusteloos)
  • Hersenschade
  • Verslaving
  • Je weet niet meer wat er gebeurt 
  • Verwaarlozing van jezelf

Slide 19 - Tekstslide

Risico's drank
  • Bewusteloos raken
  • Vergiftiging
  • Verslaving
  • Niet meer weten wat je doet
  • Hersenbeschadiging
  • Beschadiging lever 

Slide 20 - Tekstslide

Risico's sex
  • Taak 2
  • Draaiboek thema seksualiteit
  • Taak 3: informatie kunnen geven over voorbehoedsmiddelen en soa's

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link