Taalverzorging H2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Hoe vind je de pv?

Hoe vind je het onderwerp?

pesten is een sterk werkwoord

1. fout
2. goed

'lopen' is een sterk werkwoord

1. waar
2. niet waar

'eten' is een sterk werkwoord

1. waar
2. niet waar

Hoe schrijf je de persoonsvorm (VT)?

Wat .......... jij van de musical. (vinden)

1. vind
2. vindde
3. vindt
4. vond

'schrijven' is een sterk werkwoord.

1. waar
2. niet waar

Wat is de persoonsvorm?

De bakker vandaag bakt een lekkere taart.

1. De bakker
2. bakt
3. een lekkere taart
4. vandaag

Wat is de persoonsvorm?

Moet jij elke ochtend naar school fietsen?

1. moet
2. fietsen
3. elke ochtend
4. naar school

Wat is de persoonsvorm?
Waarom ben jij boos?

1. Waarom
2. ben
3. jij
4. boos

Wat is het onderwerp?

Marieke en Sourin gaan samen voetballen.

1. Marieke
2. Sourin
3. Marieke en Sourin
4. voetballen

In welke zin staat een sterk werkwoord?

1. Wij zoeken een schat.
2. Wij tekenen een boom.
3. Wij spelen buiten.

Wat is het onderwerp?

Volgende week heeft Jaimie een boekbespreking.

1. Volgende week
2. Jaimie
3. heeft
4. een boekbespreking

'ik heb de kerstboom opgezet en de kerstballen erin gehangen.'
Wat mist in deze zin?

1. Een onderwerp
2. Een komma
3. Een hoofdletter
4. Een punt

wat is er fout aan deze zin:
karel liep op zijn gemak naar huis.

1. hoofdletter vergeten
2. karel verkeerd gespeld
3. punt vergeten
4. gemak verkeerd gespeld

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?

1. jullie
2. Kerstkaarten
3. Sturen
4. altijd

Heel werkwoord

• Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief

• De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n

• Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten

Wat is in de onderstaande zin het hele werkwoord?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.

1. moest
2. wachten
3. het publiek
4. de huldiging

Wat is het hele werkwoord in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.

1. zal
2. stijgen
3. de temperatuur
4. de komende jaren

Het zelfstandig naamwoord

• Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand (Dieren, mensen, dingen en plaatsen)
• Bij een zelfstandignaamwoord hoort een lidwoord
• Het zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten

Wat is het zelfstandig naamwoord in de onderstaande zin?
Ik heb een broodje gegeten.

1. heb
2. broodje
3. een
4. gegeten

Wat is het zelfstandig naamwoord in de onderstaanden zin?
Zij heeft mooi blond haar

1. mooi
2. blond
3. haar
4. heeft

Het bijvoeglijk naamwoord

• Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
• Het bijvoeglijk naamwoord staat vaak tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord in. 
• Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de onderstaande zin?
Hij gooide de rode bal in de lucht.

1. gooide
2. lucht
3. bal
4. rode

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de onderstaande zin?
Het ongeluk is ernstig.

1. ongeluk
2. het
3. ernstig
4. is

Alles op een rijtje

Nu hebben jullie alles kunnen herhalen, in de volgende slides krijgen jullie alles in 1 zin. 

- Persoonsvorm 

- Werkwoord

- Bijvoeglijk naamwoord

- Zelfstandig naamwoord

De juf moet haar lange taalles uitleggen

persoonsvorm

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

werkwoord

De aardige man maakt lekker eten 

persoonsvorm

bijvoeglijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

werkwoord

Welke zin klopt?

1. 's Morgens loop ik naar school.
2. 'S morgens loop ik naar school.

Welke zin klopt?

1. Wij gingen naar Noorwegen op vakantie
2. wij gingen naar Noorwegen op vakantie.
3. Wij gingen naar Noorwegen op vakantie.
4. Wij gingen naar noorwegen op vakantie

Welke werkwoordsvormen zijn er?
(tip: het zijn er twee)

Persoonsvorm

De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken

2. De tijd in de zin veranderen

3. Het aantal in de zin veranderen

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank

1. ik
2. hang
3. op de bank
4. elke vrijdagavond