Weet je welke invloed de spoorlijnen hadden op reisafstanden
Kun je uitleggen wat de industrialisatie betekende voor de diensten en de landbouw
Ken je de oorzaken van de groeiende industrie en diensten
Weet je wat de gevolgen van de groeiende industrie en diensten waren
Slide 2 - Tekstslide
Aantekeningen
Zie je dit potloodje? Dan neem je de dikgedrukte en onderstreepte zin over in je schrift.
Slide 3 - Tekstslide
Pre-industriële revolutie
Voor de industriële revolutie werden er producten gemaakt met de hand.
(huis)nijverheid: productiewerkzaamheden die in het eigen huis worden uitgevoerd, soms door een persoon, maar soms ook door het gehele gezin in opdracht van een ondernemer.
Slide 4 - Tekstslide
De industriële revolutie
De industriële revolutie begon in Engeland al in de tweede helft van de 18e eeuw (rond 1750). De rest van Europa volgde in de 19e eeuw.
Oorzaken:
Wetenschappelijk denken en Verlichting.
Vernieuwing in plaats van traditie.
Uitvindingen in landbouw, mijnbouw & nijverheid
Bijv. De schietspoel en de Spinning Jenny, een snelle weefmachine.
Later ook stoommachines.
Slide 5 - Tekstslide
Historische vaardigheden
Verandering
Verandering: Iets dat anders is geworden.
Je hebt kleine en grote, snelle en langzame veranderingen.
Het ligt aan hoe lang en hoe groot de verandering is.
Als er géén verandering is, maar iets juist hetzelfde blijft, dan noem je dat continuïteit.
Slide 6 - Tekstslide
De industriële revolutie
De schietspoel en de Spinning Jenny waren twee uitvindingen die zorgen voor een grote productietoename in de textielnijverheid.
Slide 7 - Tekstslide
De opkomst van de textielindustrie
Textielindustrie in Twente en Noord-Brabant verdrong de huisnijverheid (spinners en wevers).
Textielindustrie:in fabrieken bedienden arbeiders grote spin- en weefmachines die op stoomkracht draaiden.
Slide 8 - Tekstslide
Fabrieken
Machinaal produceren
Hogere productie
Stoomweverij in Twente (1878).
Slide 9 - Tekstslide
De industriële revolutie
Waar men eerst afhankelijk was van menselijke (thuiswerkers, slaven) en natuurlijke factoren bij handarbeid, windkracht en waterkracht, kon er nu gerekend worden op de stoomkracht.
Slide 10 - Tekstslide
De industriële revolutie
Rond 1850 begon Groot-Brittannië als eerste land een industriële samenleving te worden.
Industriële samenleving: samenleving waarin meer dan de helft van de bevolking in steden woont en waarin de industrie, de handel en de dienstensector de belangrijkste sectoren van de economie zijn.
Dienstensector: deel van de economie dat buiten de industrie en de landbouw valt, zoals handel en transport.
Sector: deel van de economie, zoals de landbouwsector, industriesector en dienstensector
Slide 11 - Tekstslide
De late industrialisatie in
Nederland
In Nederland kwam de industrialisatie laat (na 1865) op gang.
Oorzaken:
Industrie werd niet nodig gevonden
Beleggers durfden niet
Geen steenkool (energiebron voor industrie)
Belegger: iemand die geld investeert in een bedrijf, dienst, product, etc.
Industrialisatie: de uitbreiding van fabrieken en de komst van nieuwe fabrieken.
Slide 12 - Tekstslide
De late industrialisatie in
Nederland
Er waren vier oorzaken voor de industrialisatie van Nederland.
Omdat handel en landbouw steeds minder opleverden, hielp de overheid met het opzetten van textielfabrieken.
Nederland verwerkte producten uit Nederlands-Indië tot eindproducten en verhandelde deze.
Dankzij de gunstige ligging van Nederland konden industrieproducten snel verhandeld worden.
Door de sterke bevolkingsgroei waren er voldoende arbeidskrachten beschikbaar.
Slide 13 - Tekstslide
De industriële revolutie
De mensen trokken van het platteland naar de fabrieken om als arbeider in de fabriek te werken. Dit heet Urbanisatie: een trek van de landelijke gebieden naar de stad, verstedelijking.