1HV Lezen H1-H4: Toetsstof

Lezen H1-H4
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lezen H1-H4

Slide 1 - Tekstslide

Doel
In deze LessonUp komt de theorie van Lezen H1-H4 aan de orde. 
Deze theorie moet je kennen én kunnen toepassen tijdens de repetitie die je binnenkort gaat maken.

Je krijgt zowel vragen als uitleg. 
Heel veel succes!

Slide 2 - Tekstslide

Lezen H1: blz. 12
Het onderwerp van een tekst

Slide 3 - Tekstslide

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het ... van een tekst.

Slide 4 - Open vraag

Om het onderwerp te vinden, lees je de tekst ... .
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
precies

Slide 5 - Quizvraag

Oriënterend lezen
- Je leest een tekst oriënterend om te bepalen wat het 
   onderwerp is.
- Oriënterend lezen en het onderwerp bepalen:
   > Bekijk de tekst (titel, illustraties, tussenkopjes, anders 
       gedrukte woorden)
   > Lees de eerste alinea
   > Beantwoord de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 6 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat bedoeld wordt met het onderwerp van een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Ik weet welke stappen ik moet zettend bij oriënterend lezen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Ik weet wat bedoeld wordt met de begrippen titel, illustratie, alinea en tussenkopje.
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Lezen H2, blz. 42-43:
Alinea, deelonderwerp en tussenkopje,
globaal en zoekend lezen

Slide 10 - Tekstslide

Een tekst is meestal in stukjes verdeeld. Zo'n stukje noem je een ...

Slide 11 - Open vraag

De verschillende aspecten (delen) van het onderwerp die in de kern van de tekst worden behandeld, noem je ... .

Slide 12 - Open vraag

De titeljes die soms boven een alinea of groepje alinea's staan, noem je ...

Slide 13 - Open vraag

Deelonderwerpen
En tekst is vaak verdeeld in drie delen:
1. Inleiding
2. Middenstuk (kern)
3. Slot
In het middenstuk worden meestal verschillende aspecten (kanten, delen) van het onderwerp besproken. Dit noemen we deelonderwerpen.

Slide 14 - Tekstslide

Deelonderwerpen
Soms bestaat een deelonderwerp uit één alinea, soms vormen enkele alinea's samen een deelonderwerp. Dan staat er vaak een tussenkopje boven het tekstgedeelte.


Slide 15 - Tekstslide

Globaal en zoekend lezen
Om deelonderwerpen te vinden, kun je globaal lezen. Je leest dan vooral de eerste en laatste zinnen van alle alinea's.

Als je alleen iets wilt opzoeken in een tekst, kun je zoekend lezen. Je kijkt dan naar tussenkopjes, anders gedrukte woorden (vet, schuin, onderstreept, gekleurd) en opvallende tekens (bolletjes, nummers, sterretjes, %, €).

Slide 16 - Tekstslide

Ik weet wat een alinea is en hoe ik een alinea kan herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Ik weet wat een deelonderwerp is en hoe ik deelonderwerpen kan vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Ik weet wat bedoeld wordt met globaal lezen en hoe ik dat doe.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Ik weet wat bedoeld wordt met zoekend lezen en hoe ik dat doe.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Lezen H3, blz. 72
Inleiding, slot en hoofdgedachte,
precies lezen
,

Slide 21 - Tekstslide

Wat is NIET waar over de inleiding?
A
Hier vind ik het onderwerp
B
De inleiding bestaat altijd uit één alinea
C
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
D
Dit is het eerste gedeelte van de tekst

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noem je het (grappige) verhaaltje dat soms in de inleiding wordt verteld?

Slide 23 - Open vraag

Hoe noem je de volledige zin, die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

Slide 24 - Open vraag

Wat is NIET waar over het slot van een tekst?
A
In het slot vind ik vaak een conclusie of samenvatting
B
Alle teksten hebben een slot
C
Dit is het laatste onderdeel van een tekst
D
Het slot kan uit meerdere alinea's bestaan.

Slide 25 - Quizvraag

De inleiding
- Dit is het eerste deel van een tekst
- Hier vind je het onderwerp
- Vaak wordt de lezer nieuwsgierig gemaakt (voorbeeld, 
   anekdote)
- Soms is de inleiding maar één alinea, maar soms ook meer
- Let op wanneer introductie eindigt (vraag, mening, 
   aankondiging)

Slide 26 - Tekstslide

Het slot
- Dit is het laatste deel van een tekst (één of meer alinea's)
- Hier vind je een conclusie of een korte samenvatting
   Soms wordt er ook naar de toekomst gekeken
- Doel: tekst blijft hangen bij de lezer

- Nieuwsberichten hebben meestal geen slot
- Informatieve teksten (schoolboek, wikipedia) hebben vaak 
   geen inleiding en geen slot

Slide 27 - Tekstslide

De hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.

Zo vind je de hoofdgedachte:
1. Bepaal wat het onderwerp is
2. Lees de tekst precies 
3. Vaak staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot,
     maar soms moet je hem zelf formuleren.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het onderwerp?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van de hoofdgedachte?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 30 - Quizvraag

Ik weet hoe ik de inleiding van een tekst kan herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ik weet hoe ik het slot van een tekst kan herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Ik weet hoe ik de hoofdgedachte van een tekst kan bepalen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Lezen H4, blz. 102
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 34 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hebben woorden, zinnen en alinea's iets met elkaar te maken. Die samenhang heet het verband in een tekst.
Door te letten op verbanden in de tekst, kun je de tekst beter begrijpen. 
Je kunt de verbanden herkennen aan signaalwoorden.

Slide 35 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Deze vier verbanden moet je (her)kennen:
1. chronologisch verband (eerst, dan, daarna, vervolgens, ...)
2. opsommend verband (ten eerste, bovendien, ook, en, ...)
3. tegenstellend verband (maar, toch, echter, daarentegen, ...)
4. toelichtend verband (bijvoorbeeld, zoals, neem nou, ...)

Slide 36 - Tekstslide

Bij welk tekstverband horen de signaalwoorden?

maar, toch, echter, daarentegen
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 37 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de signaalwoorden?

bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 38 - Quizvraag

Welk testverband herken je in de volgende zin?

Eerst weegt Nils de ingrediënten af, daarna kneedt hij ze door elkaar. Ten slotte steekt hij de koekjes uit.
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 39 - Quizvraag

Welk testverband herken je in de volgende zin?

Liza zei dat ze best van de hoge duikplank durfde, maar ze ging toch weer via de trap naar beneden.
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 40 - Quizvraag

Ik kan tekstverbanden herkennen aan de signaalwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

Ik ben goed voorbereid op de repetitie Lezen H1-H4.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Aan de slag!
Ga naar Nieuw Nederlands Online. 
Maak H3 > Extra Opdrachten > Lezen
Maak H4 > Extra Opdrachten > Lezen

Slide 43 - Tekstslide