Werkwoord (ww) = zegt wat iets of iemand doet
Lidwoord (lw) = de, het, een. Staat voor een zeflstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord (zn) = mens, dier, plant, ding, naam
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
Vragend voornaamwoord (vr. vnw) = Staat meestal aan het begin van een vraag (wie, wat, welke, wat voor een)
Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) = Gebruik je als je iets aanwijst (deze, die, dit, dat, zulke, zo'n, dergelijke)