Formuleren

Formuleren
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het kistje, ... staat, is een erfstuk van mijn opa.
die of dat?
timer
0:30

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is niets .... ik niet weet.
dat/wat?
timer
0:30

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De klasgenoten ..... ik heb gepraat, zijn al klaar.
waarmee/met wie
timer
0:30

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent heeft ... een mooi cijfer gegeven.

timer
0:20
A
hun
B
hen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stagebegeleider heeft ... een e-mail gestuurd
timer
0:20
A
hun
B
hen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kleinste kinderen zijn blij dat Sinterklaas weer in het land is. ... zetten massaal hun schoen.
zij/hun
timer
0:20
A
zij
B
hun

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De werkplaatschef heeft .... geïnstrueerd.

timer
0:20
A
hun
B
hen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vakdocent had die uitleg al eerder aan ... gegeven.
timer
0:20
A
hen
B
hun

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van congruentie?
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staat er in deze zin een congruentiefout?
Tijdens de survivaltocht in de Ardennen waren, zonder dat iemand het doorhad, een groep jongeren verdwaald in de bossen.
timer
0:20
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat er in deze zin een congruentiefout?
Het aantal werknemers van 65 jaar of ouder op het moment van pensionering, zijn de laatste vijftien jaar verdubbeld.
timer
0:20
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van inversie?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staat er een inversiefout staat in de volgende zin:
Om twaalf uur 's nachts gaat het bowlingcentrum bij ons om de hoek dicht en dan moeten alle bezoekers uit het pand zijn.
timer
0:20
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke inversiefout staat in de volgende zin:
Het regende de hele middag en we hebben dus niets kunnen doen.
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Foutieve samentrekking 
De woorden hebben niet dezelfde vorm 
Je tas is hier en de jassen daar.​

Onderwerp tas is enkelvoud, onderwerp jassen is meervoud. Juist is: ​
Je tas is hier en de jassen zijn daar.​

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden weglaten mag als...
- Ze dezelfde grammaticale functie hebben

- Ze dezelfde betekenis hebben

- Ze hetzelfde getal hebben

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sinterklaas had acht bier en een mijter op.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 20 - Quizvraag

betekenisverschil, bier ophebben(opgedronken hebben) is iets anders dan 'een mijter ophebben', op het hoofd.
De docent leidde het nieuwe onderwerp in en de leerlingen om de tuin.
A
foutieve samentrekking (grammaticaal verschil)
B
goede samentrekking
C
foutieve samentrekking (betekenisverschil)
D
geen samentrekking

Slide 21 - Quizvraag

betekenisverschil, een onderwerp inleiden (introduceren) is iets anders dan iemand om de tuin leiden (misleiden).
In de toetsweek worden er lange en korte toetsen afgenomen.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 22 - Quizvraag

in beide situaties gaat het om toetsen die worden afgenomen, hetzelfde getal dus
Ik moet en zal slagen dit jaar, want ik wil echt niet blijven zitten.
A
geen samentrekking
B
foutieve samentrekking
C
goede samentrekking

Slide 23 - Quizvraag

ja want ik moet en ik zal, dezelfde grammaticale functie