Station lezen, zakelijke teksten BK1 perron 4

Lezen, zakelijke teksten, perron 4, De Rooi Pannen, VBK1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Lezen, zakelijke teksten, perron 4, De Rooi Pannen, VBK1

Slide 1 - Tekstslide

opdrachten uit het boek
maken: blz. 63
opdr. 1 - 2

Slide 2 - Tekstslide

Tekstverbanden
De volgende tekstverbanden hebben we in het vorige perron behandeld:
1. voorbeeld
2. tegenstelling
In dit perron leer je twee nieuwe tekstverbanden:
3. opsomming
4. conclusie

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverband: opsomming
Een opsomming zet dingen die bij elkaar horen op een rij en maakt er een soort lijstje van.

Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, tenslotte, ook, en, verder, bovendien

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Tekstverband: conclusie
De conclusie is een soort besluit van de schrijver. Een conclusie staat meestal aan het einde van een tekst.

Signaalwoorden: dus, kortom

Slide 6 - Tekstslide

tekstverbanden
1. voorbeeld (signaalwoorden: zoals, bijvoorbeeld, zo)
2. tegenstelling (signaalwoorden: maar, echter, toch)
3. opsomming (signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, tenslotte, ook, en, verder, bovendien)
4. conclusie (signaalwoorden: dus, kortom)

Slide 7 - Tekstslide

opdrachten uit het boek
maken: blz. 64 - 65
opdr. 3 - 4 - 5

blz. 65 opdr. 6 maken we samen

Slide 8 - Tekstslide

opdrachten uit het boek
maken: blz. 66 t/m 68
opdr. 7 - 8 - 9 - 10 - 11

Slide 9 - Tekstslide

Wat is geen tekstverband?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
doel

Slide 10 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 11 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "maar"?
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord bij het tekstverband "opsomming"?
A
en
B
want
C
omdat
D
toch

Slide 13 - Quizvraag

leesstrategieën
1. verkennend lezen
2. globaal lezen
3. zoekend lezen
4. intensief lezen
5. studerend lezen

Slide 14 - Tekstslide

leesstrategie: studerend lezen
Deze leesstrategie gebruik je als je informatie uit een toets moet onthouden.
Studerend lezen doe je meestal voor een toets.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe doe je dat?
Studerend lezen:
- Lees de tekst door. Eerst verkennend, daarna globaal.
- Bedenk zelf bij elke alinea die je leest een overhoorvraag. 
- Lees nu de tekst intensief en probeer de vragen die je gemaakt hebt te beantwoorden.
- Noteer het onderwerp en de hoofdgedachte en de belangrijkste woorden of zinnen uit de tekst.
- Probeer de tekst uit je hoofd na te vertellen.

Slide 16 - Tekstslide

Als ik iets opzoek in het woordenboek, gebruik ik de leesstrategie:
A
Globaal lezen
B
Intensief lezen
C
Studerend lezen
D
Zoekend lezen

Slide 17 - Quizvraag

Als ik iets opzoek op internet, gebruik ik de leesstrategie:
A
Verkennend lezen
B
Zoekend lezen
C
Globaal lezen
D
Intensief lezen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het doel van verkennend lezen ?
A
de hoofdzaken van de tekst na het lezen kunnen herhalen.
B
zorgen dat je tijdens het lezen alles gaat begrijpen.
C
een tekst beter begrijpen, dieper in de tekst duiken.
D
Het onderwerp van de tekst voorspellen.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen leesstrategie?
A
verkennend lezen
B
globaal lezen
C
oplettend lezen
D
intensief lezen

Slide 20 - Quizvraag

opdrachten uit het boek
maken: blz. 68 t/m 77
opdr. 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?
A
Tekstsoort
B
Tekstdoel
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 23 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 24 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 25 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
B
De schrijver wil informatie geven (informeren)
C
De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instructie geven)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een tekstsoort bij informatie geven?
A
reclametekst
B
recept
C
krantenbericht
D
strip

Slide 28 - Quizvraag

Tekstverband = voorbeeld
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 29 - Sleepvraag

Want
Maar
En
Ook
Of
Als
Daarna
Doordat
Welke signaalwoorden horen niet bij het tekstverband "opsomming"?
Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband "opsomming"?

Slide 30 - Sleepvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
conclusie
echter
maar
ook
dus
daarnaast
al met al

Slide 31 - Sleepvraag

Ik ben klaar voor de toets over begrijpend lezen
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Zet hem op!

Slide 33 - Tekstslide