lezen zakelijke teksten Perron 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Doel deze les:

* Herhalen van wat we in Perron 1, 2 en 3 hebben geleerd. 

Even herhalen:

Wat hebben wij tot nu toe behandeld bij zakelijk lezen?

* opbouw van een tekst (titel, inleiding, alinea's, tussenkopjes, bron.)

* leesstrategieën (manieren hoe je een tekst kunt lezen)

* soorten teksten (krantenartikelen, boeken, brieven enz.)

* tekstdoelen ( A. A. I. I. O)

* doelgroepen  (voor wie is de tekst geschreven?)

* tekstverbanden en signaalwoorden

Een schrijver heeft altijd een tekstdoel.

1. ja
2. nee

Een folder van de Lidl heeft als doel:

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. instructie geven

Een voorbeeld van een activerende tekst is een folder over suikerziekte.

1. ja
2. nee

Het boek Dummie de mummie heeft als tekstdoel:

1. overtuigen
2. instructie geven
3. amuseren
4. activeren

Een doelgroep is een groep mensen voor wie iets is gemaakt.

1. ja
2. nee

Doelgroepen zijn altijd op basis van leeftijd.

1. ja
2. nee

De doelgroep voor deze tekst is:

1. volwassenen
2. studenten
3. mensen die van voetbal houden
4. mensen die van koken houden

De doelgroep voor dit tijdschrift?

1. Volwassenen
2. 65+
3. Mensen die graag sporten.
4. Mensen die graag tuinieren.

Een leesstrategie is een manier hoe je een tekst kunt bekijken of lezen.

1. Ja
2. nee

Verkennend lezen doe je als je het onderwerp wil voorspellen.

1. ja
2. nee

Bij verkennend lezen lees je de tekst heel precies.

1. ja
2. nee

Bij zoekend lezen zoek je naar woorden of zinnen in een tekst.

1. ja
2. nee

Studerend lezen doe je als je de tekst wil samenvatten en leren.

1. ja
2. nee

Als je de titel, tussenkopjes, plaatjes en opvallende tekst bekijkt, lees je.....

1. globaal
2. intensief
3. verkennend
4. zoekend

Het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat.

1. ja
2. nee

Het onderwerp schrijf je altijd in een aantal zinnen op.

1. ja
2. nee

Wat de schrijver van het onderwerp vindt, noem je .....

1. het onderwerp
2. de kern
3. de inleiding
4. de hoofdgedachte

De hoofdgedachte schrijf je altijd in één of meer zinnen.

1. ja
2. nee

Ik heb de kattenbak schoongemaakt en de trap.
Tekstverband =

1. voorbeeld
2. opsomming
3. conclusie
4. tegenstelling

Maria werd heel laat wakker, toch kwam ze op tijd op school.
Tekstverband =

1. voorbeeld
2. opsomming
3. conclusie
4. tegenstelling

Maaike houdt van sporten als dansen, voetbal en turnen.

1. voorbeeld
2. opsomming
3. conclusie
4. tegenstelling

Dus wil ik dat jullie hard leren en de toets goed lezen.
Tekstverband =

1. voorbeeld
2. opsomming
3. conclusie
4. tegenstelling