Tijdvak 4

Kenmerkende aspecten
Tijd van steden en staten   1000 - 1500
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kenmerkende aspecten
Tijd van steden en staten   1000 - 1500

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
Leer deze uit je hoofd en oefen daarna op de volgende slides
13 De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14 De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15 Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.
16 De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
17 Het begin van staatsvorming en centralisatie.






Tijd van steden en staten    1000 - 1500

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
KA13: De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
Einde aan de plunderingen (van bijv. Vikingen) & toename voedsel ( drieslagstelsel , ijzeren werktuig, gebruik van paarden) zorgde het opbloeien van steden ( Hanze ) aan rivieren met slechte wegen, kronkelige straatjes, stadsmuren en slechte hygiëne. Voedseloverschot werd verkocht op de markt , waar ook ambacht was. Handel zorgde ook voor geldeconomie.
Tijd van steden en staten      1000 - 1500

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
KA14: De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
Iedere stad had stadsrechten (eigen bestuur, wetten en regels) en in ruil voor de privileges werd er belasting betaald. Schutterij zorgde voor veiligheid, baljuw voor rechtvaardigheid en schepenen voor wetten. Gilde = beroepsgroep. Veel boeren vertrekken naar steden vanwege geen herendiensten en werkgelegenheid. Burgerij is rijk vanwege handel en ambacht.
Tijd van steden en staten      1000 - 1500

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
KA15: Het begin van staatsvorming en centralisatie

Het ontstaan van een centraal bestuur en nationale wetgeving vanuit een hoofdstad door een vorst en alle ambtenaren = ontstaan staat. Burgers zijn hierin belangrijk. Mogelijk door geldeconomie (belasting), militaire macht en ambtenarenapparaat. Succes in Frankrijk (Staten-Generaal) en Engeland, mislukt in Duitsland en rond 1430 een deels succes in NL. Magna carta: macht koning beperkt, parlement bestaande uit 3 standen controleert
Tijd van steden en staten      1000 - 1500

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
KA16: Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
In de strijd wie het primaat behoorde te hebben gaf paus Gregorius VII keizer Hendrik een ban, waarmee de keizers in 1122 afstand deden van de investituur . Paus bepaalde het geloof en stelde de inquisitie op om de ketters te vervolgen. Afspraken tussen keizer en paus: bisschop heeft wereldlijke en geestelijke taak, keizer mag bisschop wereldlijk benoemen en paus geestelijk
Tijd van steden en staten      1000 - 1500

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
KA17: De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe onder andere in de vorm van kruistochten
D.m.v. een kruistocht naar o.a. Jeruzalem verspreidde het christendom ( expansie ). Jeruzalem werd bloederig veroverd van de Moslims, maar later is deze weer terug veroverd. Moslims en christenen voeren overal strijd. Kruistochten kennen religieuze en sociaal-economische redenen.
Tijd van steden en staten      1000 - 1500

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerkende Aspecten
Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
Hst 3 - De vroege middeleeuwen
Hst 4 - De late middeleeuwen
De verspreiding van het Christendom in geheel Europa
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten
Het begin van staatsvorming en centralisatie

Slide 8 - Sleepvraag

De levenswijze van j-v
Ontstaan van landbouw(samenlevingen)
Ontstaan stedelijke gemeenschappen
Nomadisch bestaan
Bezit werd belangrijk; één kreeg meer bezit dan een ander
Dieren werden gedomesticeerd
Sedentaire leefwijze
Specialisatie
Hiërarchische samenlevingen
Onderdeel van de natuur
Duidelijke rolverdeling 
Dorpen waren autarkisch
Sociale ongelijkheid
Elite
Belastingen
Schrift 

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is een gilde?
A
Betalingssysteem
B
Middeleeuws zeeschip
C
Het hoogste bestuur van een stad
D
Beroepsvereniging in een stad

Slide 10 - Quizvraag

Bevolkingsgroei
Toename handel en nijverheid
Voedseloverschot
Geldeconomie + groei steden
Landbouw innovatie
Urbanisatie

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is investituur?
A
de garderobe in de aankomsthal van een schouwburg
B
De eerste kruistocht naar een oproep van Urbanus II
C
de bekleding (vestitura) voor bisschoppen bij de aanvaarding van het ambt
D
De ambtsbekleding voor een nieuwe landsheer

Slide 12 - Quizvraag

Deze vraag gaat over 'de macht van vorsten'.

1. De Duitse keizer verloor de strijd om de investituur met de paus (zie plaatje).
2. De Duitse keizer werd gekozen door keurvorsten.
3. De Duitse keizer werd minder machtig.
4. De paus benoemde de bisschoppen.
5. Het Duitse rijk bestond uit zelfstandige staatjes.

Welke uitspraak is juist?
A
Feit 1 is een gevolg van feit 4
B
Feit 2 is een gevolg van feit 3
C
Feit 3 is een oorzaak van feit 4
D
Feit 5 is een oorzaak van feit 3.

Slide 13 - Quizvraag

Een ander woord voor burger is...
A
Geestelijke
B
Leek
C
Poorter
D
Schepen

Slide 14 - Quizvraag

CE vraag
In 989 wilde hertog Richard I van Normandië dat zijn zoon Robert de Deen tot aartsbisschop van Rouen (in Frankrijk) werd benoemd. De geestelijken gingen hiermee akkoord op voorwaarde dat Richard I een kerkelijk huwelijk zou sluiten met zijn vrouw, de moeder van Robert.
Sommige historici beweren dat deze anekdote:
  1. aantoont dat de kerstening in Normandië in de tiende eeuw nog niet was voltooid en
  2. een voorloper was van 'het conflict over het primaat' uit de late middeleeuwen.

Leg beide beweringen uit, waarbij je je antwoord ondersteunt met een hierbij passende verwijzing naar de anekdote. 

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord
  • Hertog Richard I had zijn huwelijk nog niet in de kerk gesloten / zou een kerkelijk huwelijk sluiten vanwege politieke redenen, waaruit blijkt dat in Normandië nog niet alle christelijke regels werden nageleefd (wat aantoont dat de kerstening nog niet was voltooid) 
  • Deze anekdote was een voorloper van 'het conflict over het primaat' omdat (een van de volgende): 
        - de hertog van Normandië wilde dat zijn zoon tot aartsbisschop werd benoemd, waardoor               de wereldlijke macht haar invloed op de geestelijke macht kon uitbreiden.
         - de geestelijkheid afdwong dat een wereldlijk huwelijk in de kerk moest worden gesloten,                  waardoor de geestelijke macht haar invloed op de wereldlijke macht kon uitbreiden.
Opmerking: Alleen als bij de tweede bewering wordt uitgelegd welke macht haar aanspraak op het primaat bevestigt, worden scorepunten toegekend. 

Slide 16 - Tekstslide

CE vraag
In 1146 kreeg abt Bernardus van Clairvaux van paus Eugenius III de opdracht een preek te houden. Hij moest daarin zeggen: "haast u om voor uw zonden te boeten door de ongelovigen te verslaan. (…) Christelijke strijders, Jezus die zijn leven voor u gaf, vraagt nu het uwe ervoor terug. Deze strijd is u waardig, de strijd waarin het glorieus is te veroveren en voordelig om te sterven."

Een conclusie: de paus wilde met deze preek een doelstelling van de katholieke kerk in de late middeleeuwen ondersteunen.

Leg deze conclusie uit met een passend gegeven uit de preek. 

Slide 17 - Tekstslide

Antwoord
Voorbeeld van een juist antwoord is:

Door te laten zeggen dat een ridder van Christus voor zijn zonden kan boeten door ongelovigen te verslaan / dat Christus wil dat de ridders gaan strijden, wilde de paus de expansie van het christendom naar buiten toe ondersteunen / steun krijgen voor het houden van een kruistocht. 

Slide 18 - Tekstslide

CE vraag
In de late middeleeuwen vond het begin van staatsvorming en centralisatie plaats en werden steden in toenemende mate zelfstandig. Aan deze twee ontwikkelingen lag een onderlinge afhankelijkheid van landsheren en steden ten grondslag.

Leg deze onderlinge afhankelijkheid uit. 

Slide 19 - Tekstslide

Antwoord
Uit het antwoord moet blijken dat de landsheer voor zijn politiek van staatsvorming en centralisatie de politieke / economische steun van de steden nodig had, terwijl de steden voor het krijgen van privileges / stadsrechten (die nodig waren voor de groei van zelfstandigheid)
medewerking van de landsheer nodig hadden / de landsheer moesten betalen. 

Slide 20 - Tekstslide