- Uitleg Fictie
In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
- Uitleg Fictie
Fictie H1/H2/H3 :
- Je kunt motieven, thema's en moraal benoemen.
- Je herkent met welke technieken een verhaal spannend wordt gemaakt.
- Je kunt beschrijven in welke setting (plaats/tijd) het verhaal zich afspeelt.
- Je kunt de vertelvolgorde en het verteltempo beoordelen.
- Je kunt vertellen hoe een verhaal begint en eindigt.
- Je kunt het vertelperspectief herkennen.
- Je kunt een personage beschrijven.
Van elk verhaal kun je iets leren. Een schrijver laat een bepaalde thematiek terugkomen en herhaalt elementen in het boek.
- Thema: omschrijven waar het boek over gaat in een paar woorden
- Motto: citaat, uitspraak of gedicht in het begin van het boek.
- Motieven: herhalingen die in het boek terugkomen
1. Leidmotieven: woorden, zinnen of concrete voorwerpen
2. Verhaalmotieven: herhaalde gebeurtenissen, voorwerpen, gevoelens of situaties
- Moraal: wijze les die je kunt leren n.a.v. het verhaal
Een perspectief geeft aan hoe een verhaal wordt verteld. Soms heeft een boek meerdere perspectieven, omdat de schrijver meerdere verhaallijnen in het boek heeft verwerkt (meervoudig perspectief).
We kunnen drie soorten perspectieven:
- Ik-perspectief: vanuit de ik-persoon (in het hoofd)
- Personaal perspectief: vanuit de hij/zij-persoon (in het hoofd)
- Auctoriaal (alwetend) perspectief: helikopterview (de schrijver weet alles van iedereen en levert soms ook commentaar)
Lees onderstaand Fragment:
Wreed van Mel Wallis de Vries
Schichtig kijk ik over mijn schouder . Het park is donker, nat en verlaten. De schimmen van de hoge bomen zijn de enige getuigen. Ik weet dat ze niks zullen verklappen.
Vaarwel, denk ik terwijl ik me omdraai. Niemand zal zich mij herinneren. En het beste is als ik mezelf ook vergeet.
Plotseling zie ik iets tussen de bomen bewegen! Een moment weet ik niet wat ik moet doen en raak ik in paniek. Maar dan komt alles weer terug. Ik haal diep adem en verschuil me in de donkere schaduwen.
- Gevaarlijke situatie of omgeving
- Onverwachte wending
- Open plek
- Vermoedens
- Cliffhanger
- Uitstel van het einde
- Informatievoorsprong
- Een schrijver kan met een bepaalde plaats of plaatsen aangeven waar een verhaal zich afspeelt (stad, planeet, land).
- Ook kan hij ruimte beschrijven als zoals de omgeving, de natuur, kamers, gebouwen etc.
- De ruimte kan een bepaalde sfeer oproepen (bijv. spanning) of het verhaal verduidelijken.
Een verhaal kan op twee manieren beginnen:
- inleidend begin (ab ovo): je leert de personages eerst langzaamaan kennen, voordat het verhaal begint
- middenin de gebeurtenissen (in medias res): je begint gelijk bij een belangrijke gebeurtenis, zonder inleiding (pas later leer je de personages kennen)
Een verhaal kan op twee manieren eindigen:
- gesloten einde: alle vragen zijn beantwoord
- open einde: een aantal vragen is nog niet beantwoord
- Chronologisch = tijdsvolgorde van a tot z
Vooruitwijzing: een mededeling over wat later gaat gebeuren
Terugwijzing: terugdenken aan iets dat eerder is gebeurd
- Niet-chronologisch = volgorde van het verhaal verloopt anders dan wanneer dit in het echt zou gebeuren
Flashback: het verhaal springt terug in de tijd
Je kunt de tijd van een verhaal ook beschreven als je kijkt naar hoe snel de tijd verloopt. Hierbij kijk je naar de verteltijd (= aantal bladzijdes) en vertelde tijd(= tijdsverloop tussen het begin en einde van een verhaal).
Tijd kan sneller gaan door een versnelling of tijdsprong (vaak bij onbelangrijke gebeurtenissen).
Tijd kan langzamer gaan door een vertraging (vaak bij spannende gebeurtenissen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.