Opfrisser grammatica

Bienvenue 
Au cours de français
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue 
Au cours de français

Slide 1 - Tekstslide

Le but du jour


ik beheers de basisgrammatica van de afgelopen 1,5 jaar

Slide 2 - Tekstslide

Ik
Wij
U
Zij (vr.mv)
Hij
Vous
Elles
Je
Il
Nous

Slide 3 - Sleepvraag

Het werkwoord 'avoir' betekent?
A
Zijn
B
Gaan
C
Hebben
D
Spelen

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Zij heeft
A
Elle a
B
Tu as
C
J'ai
D
Elles ont

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb
A
Je ai
B
Jai
C
Jeai
D
J'ai

Slide 7 - Quizvraag

Hij heeft
A
Il a
B
Elle a
C
Ils a
D
Ils ont

Slide 8 - Quizvraag

Wij hebben
A
On a
B
Vous avez
C
Nous avons
D
Elles ont

Slide 9 - Quizvraag

Jij hebt

Slide 10 - Open vraag

U heeft / jullie hebben

Slide 11 - Open vraag

Wat is de betekenis van het werkwoord 'être'

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

U bent
Jij bent
Zij is
Ik ben
Wij zijn
Zij zijn (m.mv)
Elle est
Vous êtes
Ils sont
Je suis
Nous sommes
Tu es

Slide 14 - Sleepvraag

Vertaal; Ik ben Pierre

Slide 15 - Open vraag

Vertaal; Zij is Marie

Slide 16 - Open vraag

Vertaal; U bent oud (vieux)

Slide 17 - Open vraag

Vertaal; Wij zijn Frans (français)
Let op; gebruik nous!

Slide 18 - Open vraag

Het lidwoord
Mannelijk
Vrouwelijk
Meervoud
Bepaald (de/het)
Le
La
Les
Onbepaald (een)
Un
Une
Des

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het woord 'le stylo'
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het woord 'la giraffe'
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het woord 'une fenêtre'
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het woord 'un cahier'
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 23 - Quizvraag

Hoe kun je weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is?
A
Een gokje wagen
B
Leren!
C
Ligt aan het voorwerp
D
Geen idee

Slide 24 - Quizvraag

Werkwoorden op -er
Ieder regelmatig werkwoord op -ER- wordt hetzelfde vervoegd.

Kun je één regelmatig werkwoord op -ER- correct vervoegen kun je ze meteen allemaal vervoegen!

Slide 25 - Tekstslide

Stappenplan
1. Zoek de stam
Hele werkwoord - er
Parler --> Parl

2. Kijk naar het persoon (tu, vous, ils etc)

3. Plaats de correcte uitgang achter de stam


Slide 26 - Tekstslide

Uitgangen
Het werkwoord; Parler
Je parle
Tu parles
Il/elle/on parle
Nous parlons
Vous parlez
Ils/elles parlent

Slide 27 - Tekstslide

Je
Nous
Tu
Elles
Marchons
Marches
Marche
Marchent

Slide 28 - Sleepvraag

Jij lacht (lachen = rigoler)

Slide 29 - Open vraag

Hij zwemt (nager)

Slide 30 - Open vraag

zij eet (manger)

Slide 31 - Open vraag

Jij eet (manger)

Slide 32 - Open vraag

Wij spelen (jouer)

Slide 33 - Open vraag