Denk even terug aan je feedbackgesprek met de docent. Wat was je leerdoel dat je voor deze tweede cyclus gesteld hebt?
Slide 4 - Open vraag
Deze slide niet laten zien aan de leerlingen: die info is voor de leerlingen en zelf en die in hun groepje.
Kennismakingsoefening
De docent geeft de tijd aan.
Een groepslid begint bij deze oefening.
Dit groepslid moet in 2 minuten zo veel mogelijk over zichzelf opscheppen waarbij hij duidelijk maakt waarom de groep veel aan hem gaat hebben bij WSO.
Je MOET de 2 minuten volmaken met opschepperij.
De overige groepsleden mogen niets zeggen tijdens die minuut.
Daarna is een ander groepslid aan de beurt.
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Nu vertelt elk groepslid beurtelings aan de andere groepsleden wat zijn of haar persoonlijke leerdoel is voor deze cyclus.
Spelregels:
De docent houdt de tijd bij.
Een groepslid begint en legt kort uit (binnen één minuut) wat zijn of haar leerdoel is.
De overige groepsleden luisteren naar de uitleg. De persoon links van het groepslid mag één vraag stellen over het leerdoel.
Na drie minuten is het volgende groepslid aan de beurt.
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Deel 2
Bronnen
Slide 7 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een bron?
Slide 8 - Woordweb
Er zijn natuurlijk allerlei definities van de term "bron" te geven. Bespreek een aantal van de antwoorden met de leerlingen.
Een definitie van een bron is: Alles waar we informatie over een bepaald onderwerp uit kunnen halen.
In de praktijk bedoelen we dan bij onderzoek vaak alle geschreven bronnen die we gebruiken.
Tegenwoordig zoek je die vaak op internet.
Slide 9 - Tekstslide
Geschreven bronnen in de zin van "secundaire literatuur." Je kunt het verschil maken met "data" verkregen uit onderzoek. Of primaire vs secundaire bronnen.
Zet in de juiste volgorde. Sleep alles naar het juiste nummer.
1
2
3
4
5
oriënteren
bronnen zoeken
onderzoeksvraag bedenken
onderzoek uitvoeren
bronnen zoeken
Slide 10 - Sleepvraag
doel van deze oefening is de leerlingen enigszins bewust te maken van het gegeven dat je bij "echt" onderzoek pas een goede hoofdvraag kunt bedenken als je ook wat meer van het onderwerp weet. Let wel: een onderwerp of zelfs een eerste vraag komt vaak wel voort uit verwondering over iets dat je leest/hoort/ziet/ervaart en/of kan aansluiten bij reeds bestaande kennis.
Wanneer is een bron (op internet) betrouwbaar voor je onderzoek? Waar kun je op letten?
Slide 11 - Woordweb
Bespreek de mogelijkheden. Hier zijn een aantal invalshoeken/mogelijkheden
- Wat is de herkomst van de bron?
- Geeft de bron een mening weer of is het de bedoeling van de bron om feiten weet te geven?
- Zijn er meerdere bronnen die hetzelfde zeggen (dat vergroot de betrouwbaarheid) ?
- Kijk naar een aantal factoren die wijzen op (on)betrouwbaarheid als spelling(spelfouten), slechte of onvolledige zinnen.
- Kijk naar de extensie, die geven soms al een hint:
o .edu is van een educatieve instelling
o .gov is van een overheidsinstantie
o .com is van een commercieel bedrijf
o .org is van een non-profitorganisatie
- Met welk intentie is de informatie verzameld? Op wie richt de bron zich?
- Uit welke tijd is de bron (wat is de actualiteit, en in hoeverre kan dat invloed hebben?)
- Bevat de site veel fouten?
- Door wie is de site gemaakt?
- Is de bron gecontroleerd (of mag je daar van uit gaan, bijvoorbeeld bij een journalistieke site).
- Controleerbaarheidvan de informatie/anonimiteit van auteur : Staat er bij de site bij wie verantwoordelijk is voor de tekst en hoe zij weer aan hun informatie komen
- Wat is de waarde/autoriteit vand e bron? Hechten andere (serieuze) instellingen of personen waarde aan de bron?
LET OP: deze vraag hoeft maar door één iemand van het groepje ingevuld te worden! Schrijf drie mogelijke onderwerpen voor je volgende onderzoek op: