5.2 elektriciteit HV

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Voor een stroomkring heb je nodig:
- een spanningsbron (hier de batterij)
- verbindingen (hier de snoeren)
- een apparaat (hier het lampje)

Slide 3 - Tekstslide

Isolatoren zijn..
A
Stoffen waar geen elektrische stroom doorheen gaat.
B
Stoffen waar weinig elektrische stroom doorheen gaat.
C
Stoffen die elektrische stroom goed doorlaten

Slide 4 - Quizvraag

Isolator
1
2

Slide 5 - Tekstslide

Welke van de onderstaande stoffen zijn goede geleiders?
A
Plastic
B
Koolstof
C
IJzer
D
Glas

Slide 6 - Quizvraag

Geleider
1
2

Slide 7 - Tekstslide

Sleep de onderstaande stoffen naar de juiste categorie.
Geleiders
Isolatoren
plastic
rubber
glas
koper
steen
zilver
ijzer
hout
koolstof
lucht

Slide 8 - Sleepvraag

Geleider & Isolator

Slide 9 - Tekstslide

Noem 3 onderdelen van deze stroomkring en beschrijf wat er gebeurt.

Slide 10 - Open vraag

Onderbroken stroomkring

Slide 11 - Tekstslide

Gesloten stroomkring

Slide 12 - Tekstslide

Stroomkring thuis

Slide 13 - Tekstslide

Als je plast tegen schrikdraad;
1 krijg je krijg je een gesloten stroomkring.
2 doe je dit daarna (gewoonlijk) nooit meer.
A
1 en 2 juist
B
1 juist
C
2 juist
D
allebei fout

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Leg uit wat het verschil is tussen een open stroomkring en een gesloten stroomkring.

Slide 16 - Open vraag

Stroom
Als je een zaklamp aanzet, gaat er stroom lopen van de batterij door de lamp. 
De grootte van de stroom, de stroomsterkte, wordt gemeten in ampère (A), dus de eenheid is ampère. 
Met een stroommeter kun je meten hoe groot de stroom is. 
Een stroommeter wordt ook wel ampèremeter genoemd.

Slide 17 - Tekstslide

De stroomsterkte meten

Slide 18 - Tekstslide

Een ander woord voor Ampèremeter is ...
A
Voltmeter
B
Stroomkring
C
Stroommeter
D
Spanningsbron

Slide 19 - Quizvraag

de stroommeter plaats je altijd
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel

Slide 20 - Quizvraag

Omreken ampère/milliampère
Het symbool van stroomsterkte: I 
De eenheid: A 

1 A = 1000 mA
1 m A = 0,001 A

V.b Reken om      a) 3 A = .....mA         b) 200 mA =....A

Slide 21 - Tekstslide

Vul in:
3 A = ...... mA
A
30
B
0,30
C
300
D
3000

Slide 22 - Quizvraag

Vul in:
200 mA = .... A
A
200000
B
2
C
0,2
D
0,002

Slide 23 - Quizvraag

Is er nog stof uit paragraaf 5.1 wat niet duidelijk is?
Zo ja, welke stof moet worden herhaald?

Slide 24 - Open vraag

Stroomsterkte
1
2
3

Slide 25 - Tekstslide

Stroom vervoert elektrische energie

Slide 26 - Tekstslide

Spanningsbronnen

Slide 27 - Woordweb

Slide 28 - Tekstslide

Spanning
Stroom is nodig voor een stroomkring. 
Dit betekent dat een stroomkring een bron nodig heeft, die elektrische energie levert.  Dit noemen we een spanningsbron. 
Voorbeelden zijn batterijen en accu's, maar ook een dynamo, generator en een zonnepaneel . 
Hoe groot de spanning (U) is wordt gemeten met een voltmeter en uitgedrukt in volt (V). De eenheid is dus volt (V).

Slide 29 - Tekstslide

Elektronen en energie
2

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Wat is de afkorting van spanning
A
U
B
A
C
I
D
V

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de afkorting van stroomsterkte
A
U
B
I
C
V
D
A

Slide 33 - Quizvraag

Vul het ontbrekende woord in:
Een ......... is een bron die elektrische energie levert!!!
A
voltmeter
B
spanningsbron
C
amperemeter
D
lampje

Slide 34 - Quizvraag

Leg in eigen woorden of met een voorbeeld uit wat het verschil is tussen spanning en stroomsterkte.

Slide 35 - Open vraag

Kabouters en houtblokken, stroomsterkte en spanning 
Je kunt stroomsterkte en spanning vergelijken met kabouters die met houtblokken een kampvuur brandend moeten houden. 

De batterij, de energiebron, is te vergelijken met de houtvoorraad aan de rand van het bos. 

De kabouters die het hout van de rand van het bos naar de kampvuurplaats brengen zijn te vergelijken met de stroom die de energie vervoert van de spanningsbron naar een energieverbruiker (bijvoorbeeld een lampje).  

Slide 36 - Tekstslide

Kabouters en houtblokken, stroomsterkte en spanning 

Het aantal houtblokken per kabouter is te vergelijken met de grootte van de spanning.

Het aantal kabouters dat per seconde voorbij komt bij de kampvuurplaats  is te vergelijken met de stroomsterkte.

Het bospad waarover de kabouters lopen is te vergelijken met de geleidende stroomdraden.

Slide 37 - Tekstslide

In serie schakelen
Als je met meerdere batterijen werkt moet je die zo aan elkaar aansluiten dat de stroom goed gaat lopen.
Dit noem je “in serie schakelen”

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Aan de slag!
Proef 2 De stroomsterkte meten (blz 158)
   Gebruik daarvoor deze applet

Maken paragraaf 5.2

Slide 44 - Tekstslide

Spanningsbron

Slide 45 - Woordweb

Wat is het verschil tussen spanning en stroomsterkte?

Slide 46 - Open vraag

Je combineert 4 batterijen van 3V.
Ze worden goed aangesloten.
Wat is de totale spanning?
A
12 V
B
9 V
C
12 A
D
9A

Slide 47 - Quizvraag

Je combineert 4 batterijen van 3V.
1 batterij sluit je omgekeerd aan.
Wat is de totale spanning?
A
6V
B
12V
C
9V
D
9A

Slide 48 - Quizvraag

Leg het verschil uit tussen een oplaadbare en een gewone batterij.

Slide 49 - Open vraag