Adjectif

  • Voca
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • Adjectif
  • Couleurs

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Woordweb

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es

Slide 4 - Tekstslide

(petit) La maison est ...
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 5 - Quizvraag

(sportif) Lucas et Jean sont ...
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives

Slide 6 - Quizvraag

(grand) Le jardin est ...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 7 - Quizvraag

(français) Elles sont ...
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises

Slide 8 - Quizvraag

(content) Ma soeur est ...
A
content
B
contente
C
contents
D
contentes

Slide 9 - Quizvraag

(vert) C'est un placard ...
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 10 - Quizvraag

(grand) Les garçons sont ...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 11 - Quizvraag

Il a une chaise ...
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 12 - Quizvraag

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij.
Il est drôle / Elle est drôle.

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij.
Il est français / Ils sont français.

Slide 13 - Tekstslide

(drôle) Elle est ...
A
drôle
B
drôlee
C
drôles

Slide 14 - Quizvraag

(gris) Le vélo est ...
A
gris
B
grise
C
grises
D
griss

Slide 15 - Quizvraag

(gris) Les vélos sont ...
A
gris
B
grise
C
grises
D
griss

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 18 - Sleepvraag

Le vélo est (blauw) ...

Slide 19 - Open vraag

Les chats sont (zwart) ...

Slide 20 - Open vraag

La voiture est (groen) ...

Slide 21 - Open vraag

La maison est (rood) ...

Slide 22 - Open vraag

Les tables sont (bruin) ...

Slide 23 - Open vraag

Les chaises sont (geel) ...

Slide 24 - Open vraag