Week 16
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Zoek drie zinnen in de tekst die zeggen wat je moet doen. Noteer het werkwoord.
Slide 4 - Open vraag
2. Kijk naar de plaats van het werkwoord in de zin. Waar staat het?
3. Is dat dezelfde plek als wanneer je in het Nederlands zegt wat iemand moet doen? ja/nee
3. Is dat dezelfde plek als wanneer je in het Nederlands zegt wat iemand moet doen? ja/nee
Slide 5 - Open vraag
Zoek nu een zin die zegt wat je niet moet doen. Schrijf dit op. Noteer het werkwoord.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Tim is late again. We can’t wait for.......
A
He
B
Him
C
His
D
us
Slide 8 - Quizvraag
2. Brad and Sharon are over there. Can you see ......?
A
their
B
them
C
they
D
my
Slide 9 - Quizvraag
3. You can use this spoon. I don’t need.....anymore.
A
he
B
him
C
it
D
us
Slide 10 - Quizvraag
4. I don’t agree with....
A
me
B
us
C
you
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
5. Please, send the book to .......
as soon as possible.
as soon as possible.
A
I
B
me
C
my
Slide 15 - Quizvraag
6. He sits next to .....
A
her
B
his
C
she
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
1. Josh houdt van verrassingen
A
True
B
False
Slide 18 - Quizvraag
2. Josh gaat graag uit met vrienden op hun verjaardag.
A
True
B
False
Slide 19 - Quizvraag
3. Josh viert zijn verjaardag altijd in een duur restaurant.
A
True
B
False
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
1. Is ________ pizza, here on the table, for me?
A
that
B
these
C
this
D
those
Slide 25 - Quizvraag
2. __________ waiter over there behind the bar is our waiter.
A
That
B
These
C
This
D
Those
Slide 26 - Quizvraag
3. Look at all _________ choices on this menu. I can’t decide what to eat.
A
that
B
these
C
this
D
those
Slide 27 - Quizvraag
4. Do you think ________ sweater here is a nice present for Gary?
A
that
B
these
C
this
D
those
Slide 28 - Quizvraag
5. Or do you think he likes
________ blue one over there better?
________ blue one over there better?
A
that
B
these
C
this
D
those
