§2.2 - Het periodiek systeem

Herhaling leerdoelen 2.1
1. Je leert wat het micro en macroniveau is
2. Je leert dat de meeste stoffen uit moleculen bestaan
3. Je leert hoe de verschillende fases er op microniveau uitzien
4. Je leert het verschil op microniveau tussen zuivere stoffen en mengsels
5. Je leert waarom in de scheikunde modellen nodig zijn
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling leerdoelen 2.1
1. Je leert wat het micro en macroniveau is
2. Je leert dat de meeste stoffen uit moleculen bestaan
3. Je leert hoe de verschillende fases er op microniveau uitzien
4. Je leert het verschil op microniveau tussen zuivere stoffen en mengsels
5. Je leert waarom in de scheikunde modellen nodig zijn

Slide 1 - Tekstslide

Is dit macro- of microniveau?
Het suiker in de verpakking
heeft een poedervorm
A
Waarneming op macroniveau
B
Waarneming op microniveau

Slide 2 - Quizvraag

Is dit macro- of microniveau?
Bij verbranding reageert
de brandstofdeeltjes met
zuurstofdeeltjes uit de lucht
A
Waarneming op macroniveau
B
Waarneming op microniveau

Slide 3 - Quizvraag

Is dit macro- of microniveau?
Bij een gaslek verdeelt de
gelekte gasdeeltjes zich over de hele ruimte
A
Waarneming op macroniveau
B
Waarneming op microniveau

Slide 4 - Quizvraag

In welk glas zit het warme water?
Tip: denk aan het bewegen van de deeltjes!
A
Links
B
Rechts

Slide 5 - Quizvraag

Wat is hier op microniveau uitgebeeld?
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 6 - Quizvraag

Wat is hier op microniveau uitgebeeld?
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 7 - Quizvraag

Wat is hier op
microniveau uitgebeeld?
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie
D
Emulgator

Slide 8 - Quizvraag

Wat is hier op
microniveau
uitgebeeld?
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie
D
Emulgator

Slide 9 - Quizvraag

Kunnen we dit
microniveau
noemen?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

§2.2 Periodiek systeem
Je leert:
dat moleculen uit atomen bestaan
de belangrijkste atoomsoorten en hun symbolen
hoe het periodiek systeem is opgebouwd
dat metalen niet uit moleculen bestaan maar alleen uit atomen

Slide 11 - Tekstslide

Stoffen <-> moleculen <-> atomen
Stoffen bestaan uit moleculen

Moleculen bestaan weer uit nog kleinere
deeltjes: atomen

Atomen zijn opgebouwd uit nog kleinere
deeltjes en dat leer je in §2.4

Slide 12 - Tekstslide

ontleedbare stof / niet ontleedbare stof
Zoals je ziet, kunnen moleculen uit meerdere atoomsoorten bestaan (figuur a en b). 
Je noemt de bijbehorende stof dan een verbinding, ook wel ontleedbare stof genoemd. 
Als een molecuul maar uit één soort atomen bestaat, zoals in figuur c, dan is de bijbehorende stof een niet-ontleedbare stof.

Slide 13 - Tekstslide

Twee verschillende soorten stoffen
Niet-ontleedbare stof: Het molecuul bestaat uit maar ÉÉN atoomsoort

Ontleedbare stof / verbinding: Het molecuul bestaat uit 2 of meer verschillende atoomsoorten.

Slide 14 - Tekstslide

atoom of molecuul
Een molecuul bestaat uit atomen.
Doordat er 118 atoomsoorten (elementen) zijn, 
kun je oneindig veel moleculen maken.

Elke atoomsoort heeft een eigen naam en een 
symbool.
Een symbool bestaat uit één of twee letters. 
De eerste letter is altijd een hoofdletter 
en de tweede, als die er is, een kleine letter. 

Slide 15 - Tekstslide

Verschillende atomen kennen
Er zijn in totaal 118 verschillende atomen
Een aantal daarvan (~36) moet je uit je hoofd kennen


Slide 16 - Tekstslide

Het periodiek systeem
Alle atomen zijn gerangschikt
in een systeem.
18 verticale groepen
7 horizontale periodes

In de verticale groepen hebben
alle elementen soortgelijke eigenschappen

Slide 17 - Tekstslide

Niet zomaar een willekeurige tabel

Het periodiek systeem is niet zomaar een tabel, maar de atomen hebben allemaal heel precies een plek.


Eerst zijn de atomen op volgorde van klein naar groot gezet.

Het kleinste atoom heeft 1 proton in de kern (= H) en de grootste is Og en deze heeft 118 protonen in de kern.


Daarna zijn de atomen op chemische eigenschappen gegroepeerd. De stoffen die op dezelfde wijze reageren staan onder elkaar (= een groep)


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Deze namen moet je kennen!!
Wat de gele vakjes betekenen leer je in §2.3

Slide 20 - Tekstslide

Hoe heet de tabel waar alle elementen in staan?
A
elementen tabel
B
atoomsysteem
C
periodiek systeem
D
elementen systeem

Slide 21 - Quizvraag

Waar staan de metalen in het periodiek systeem
A
links
B
rechts

Slide 22 - Quizvraag

Waar staan de edelgassen in het periodieksysteem
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 17
D
groep 18

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heten de stoffen in groep 17 van het periodieksysteem
A
edelgassen
B
metalen
C
halogenen
D
nietmetalen

Slide 24 - Quizvraag

Verbinding of niet-ontleedbare stof?

Zuurstof molecuul
A
Verbinding
B
Niet-ontleedbare stof

Slide 25 - Quizvraag

Verbinding of niet-ontleedbare stof?

Alcohol
A
Verbinding
B
Niet-ontleedbare stof

Slide 26 - Quizvraag

Verbinding of niet-ontleedbare stof?

Water molecuul
A
Verbinding
B
Niet-ontleedbare stof

Slide 27 - Quizvraag

Wat nu te doen..
lezen §2.2
Maken alle opdrachten 2.2

Slide 28 - Tekstslide