4V Intro + 2.1 Cel en leven

H2: Cel en leven
Deze les:
- Introductie
- 2.1 Cellen leven samen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H2: Cel en leven
Deze les:
- Introductie
- 2.1 Cellen leven samen

Slide 1 - Tekstslide

Docent Biologie bovenbouw
Decaan Havo bovenbouw
PWS coördinator
kti@laurenslyceum.nl
EERST EVEN VOORSTELLEN...

Slide 2 - Tekstslide

Kennismaken
- Invullen klasopstelling
- Voorstelrondje

Slide 3 - Tekstslide

Ik heb gekozen voor Bio omdat...

Slide 4 - Woordweb

Programma Biologie 4 vwo
2x per week 80 min
Periode 1:
H2 Cel en leven
H3 Onderzoek
H4 Voortplanting
Practicum Osmose

Periode 2: 
Expeditie Voortplanting 
H5 Erfelijkheid
H6 Soorten en Populaties
7.1 + 7.2 Evolutie

1x per week 80 min
Periode 3:
7.3 t/m 7.5 Evolutie
H8 Kenmerken van ecosystemen
Practicum Ecologie/Evolutie


Periode 4: 
H1 Gedrag
Gedragsonderzoek

Voor een gedetailleerde versie zie PLA

Slide 5 - Tekstslide

Bij Biologie werk je met: 

Slide 6 - Tekstslide

- PLA 
- Studiewijzers 
- Leerdoelen 
- Lesmaterialen
- Oefeningen, D-toetsen
- Links naar uitlegfilms, websites e.d.
- Links naar LessonUp

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerpen H2 Cel en leven
Je leert wat het betekent dat cellen leven en hoe ze samenwerken
Je leert hoe cellen zijn opgebouwd en hoe de celonderdelen werken
Je leert hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan
Je leert hoe een cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt
Je leert hoe cellen delen en hoe fouten in de celdeling kunnen leiden tot kanker

 

Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 2.1: Cellen leven samen

Slide 9 - Tekstslide

Doel en begrippen 2.1
Je leert wat het betekent dat cellen leven en hoe ze samenwerken

Begrippen:
organisatieniveaus, organellen, stamcellen, celdifferentiatie

Slide 10 - Tekstslide

Test je voorkennis
- Ga naar nectar.digitaal.nl (via magister)
- Maak H2 Voorkennis opdr. 1 t/m 5

Nodig: BINAS
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Uitzoomen/ kleinste-grootste

Slide 12 - Tekstslide

Organisatieniveaus
Bij biologie kun je dingen op verschillende organisatie niveaus bestuderen.
Van molecuul tot systeem Aarde.

Slide 13 - Tekstslide

Molecuul
Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof

±1 μm

Slide 14 - Tekstslide

Organel
Een onderdeel van een cel met een bepaalde taak

±1 μm

Slide 15 - Tekstslide

Cel
Functionele basiseenheid van elk organisme
± 50 μm

Slide 16 - Tekstslide

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie

Slide 17 - Tekstslide

Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak

Slide 18 - Tekstslide

Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben

Slide 19 - Tekstslide

Organisme
Een levend wezen

Slide 20 - Tekstslide

Populatie
Groep organismen van een bepaalde soort in een bepaald gebied

Slide 21 - Tekstslide

Levensgemeenschap
Alle organismen (en hun onderlinge relaties) in een bepaald gebied

Slide 22 - Tekstslide

Ecosysteem
Een begrensd gebied waarbij de levende en levenloze natuur relaties hebben

Slide 23 - Tekstslide

Systeem Aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties

Slide 24 - Tekstslide

Emergente eigenschap
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Ontstaat door interactie.

Slide 25 - Tekstslide

Kenmerken van leven

Het eerste leven op aarde: 


Levenskenmerken: 
Opgebouwd uit 1 of meer cellen
Groei
Voortplanting (reproductie)
Stofwisseling (opnemen, omzetten en afgeven van stoffen)
Waarnemen van en reageren op veranderingen in de omgeving
Erfelijk materiaal



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Oppervalkte/ inhoud
Een cel kan niet zo groot zijn omdat anders de oppervlakte (mogelijkheid tot uitwisseling van stoffen) te klein wordt tov de inhoud.

Slide 30 - Tekstslide

Waarom is een eencellige beperkt in grootte?

Eencelligen worden in de loop van de evolutie steeds complexer geworden, maar zijn beperkt in grootte:
- Cel groter = verhouding tussen oppervlakte en volume kleiner, want volumetoename (^3) is groter t.o.v. oppervlaktetoename (^2).
- Grotere cel heeft meer voedingstoffen en zuurstof nodig voor celprocessen
- Stofwisseling vindt plaats via de celmembraan, maar door het kleinere oppervlak van de celmembraan in verhouding tot de inhoud is stofwisseling langzaam


Slide 31 - Tekstslide

Zoogdieren verliezen veel warmte via de huid. Ten opzichte van ijsberen zijn bruine beren daarom
A
Groter
B
Kleiner

Slide 32 - Quizvraag

Eicel tot organisme
Stamcel -> gespecialiseerde cellen.

Slide 33 - Tekstslide

Stamcellen
Unipotente stamcellen

Pluripotente stamcellen

Omnipotente stamcellen
(vroege embryonale ontwikkeling)

Slide 34 - Tekstslide

Celdifferentiatie
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.

Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende eiwitten worden gemaakt.

Slide 35 - Tekstslide

Cellen/ suikerziekte
Eilandjes van langerhans: gespecialiseerde cellen in de alvleesklier die insuline maken (nodig voor de regeling van de glucose concentratie in het bloed).
Bij mensen met Diabetes type 1 zijn deze cellen beschadigd en maken dus geen insuline meer aan.

Slide 36 - Tekstslide

Cellen/ suikerziekte
Oplossingen:
  • Insuline spuiten
  • Weefseltransplantatie (eilandjes van langerhans)
  • Orgaantransplantatie (alvleesklier)
  • Stamceltransplantatie

Slide 37 - Tekstslide

Orgaan
Weefsel
Cel
Organel
Molecuul
Insuline spuiten
Alvleesklier transplantatie
EvL transplantatie
Stamcel transplantatie

Slide 38 - Sleepvraag

Doel en begrippen 2.1
Je hebt geleerd wat het betekent dat cellen leven en hoe ze samenwerken

Begrippen:
organisatieniveaus, organellen, stamcellen, celdifferentiatie

Slide 39 - Tekstslide

Zelfstandig (Huiswerk):
Via Nectar digitaal:
- Kies een leerweg (default B).
- Maak 2.1 opdracht 4 t/m 10.
- Maak een samenvatting van de paragraaf m.b.v. de leerdoelen
- Leer de begrippen (vetgedrukte woorden)

Slide 40 - Tekstslide