Steunlessen derde klas

Steunlessen economie (3e jaars)
Leerdoelen:
- TO, TK, TW
- Vraaglijnen en aanbodslijnen
- Surplus (VWO)
1 / 61
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 61 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Steunlessen economie (3e jaars)
Leerdoelen:
- TO, TK, TW
- Vraaglijnen en aanbodslijnen
- Surplus (VWO)

Slide 1 - Tekstslide

Waarom?
Om een betere basis te hebben voor economie in jaar 4

Slide 2 - Tekstslide

Hoe?
Door de theorie van hoofdstuk 2 (praktische economie) te herhalen, middels het boekje vervoer.

Er wordt van je verwachte dat je iedere week opgaven maakt

Slide 3 - Tekstslide

Les 1
Hoofdstuk 2 uit het boekje vervoer, met de daarbij behorende opgaven. Aandacht voor:
- Totale opbrengsten
- Totale kosten (onderscheid tussen constante en variabele kosten)
- Totale winst
MAKEN: opgaven h2 

Slide 4 - Tekstslide

Een bedrijf verkoopt 1.600 producten tegen een verkoopprijs van € 12. De producten zijn ingekocht voor € 2.

Wat is de totale opbrengst?

Slide 5 - Open vraag

Totale opbrengsten (TO)
Formule: Afzet (Q) x verkoopprijs (P)

Kan het bedrijf dit in bedrag in zijn zak steken?

Slide 6 - Tekstslide

Een bedrijf verkoopt 1.600 producten tegen een verkoopprijs van € 12. De producten zijn ingekocht voor € 2. Het bedrijf maakt € 5.000 aan kosten.

Wat zijn de totale kosten?

Slide 7 - Open vraag

Totale kosten (TK)
Formule: Totale variabele kosten (TVK) + Totale constante kosten (TCK)

Formule TVK: Variabele kosten per product x afzet (Q)

Kostprijs: TK / Q of 
                      (TCK / Q) + variabele kosten per product

Slide 8 - Tekstslide

Een bedrijf verkoopt 1.600 producten tegen een verkoopprijs van € 12. De producten zijn ingekocht voor € 2. Het bedrijf maakt € 5.000 aan kosten.

Wat is de totale kostprijs?

Slide 9 - Open vraag

Voorbeelden van variabele kosten

Slide 10 - Woordweb

Voorbeelden van constante kosten

Slide 11 - Woordweb

Totale winst (TW)
Formule: Totale opbrengsten (TO) - Totale kosten (TK)


Slide 12 - Tekstslide

Een bedrijf verkoopt 1.600 producten tegen een verkoopprijs van € 12. De producten zijn ingekocht voor € 2. Het bedrijf maakt € 5.000 aan kosten.

Wat is de totale winst?

Slide 13 - Open vraag

TO/ TK/ TW en marktmechanisme

Markt van vraag en aanbod, waardoor er een evenwichtsprijs tot stand komt.

Vraag of aanbod van invloed van TO/ TK/ TW?


Slide 14 - Tekstslide

TO/ TK/ TW en markt-mechanisme

Slide 15 - Tekstslide

Les 1
Hoofdstuk 2 uit het boekje vervoer, met de daarbij behorende opgaven. Aandacht voor:
- Totale opbrengsten
- Totale kosten (onderscheid tussen constante en variabele kosten)
- Totale winst
MAKEN: opgaven h2 

Slide 16 - Tekstslide

Les 2
Hoofdstuk 4 uit het boekje vervoer, met de daarbij behorende opgaven. Aandacht voor:
- Vraag en aanbodlijnen
- Verschuivingen langs de vraag en aanbodlijnen
MAKEN: opgaven H4 (1 t/m 13)

Slide 17 - Tekstslide

Hoe hoger de prijs, hoe .... de vraag
A
Hoger
B
Lager

Slide 18 - Quizvraag

Vraaglijn (Qv)
Hoe lager de prijs... hoe meer vraag
Hoe hoger de prijs... dan daalt de vraag

Als de prijs verandert is er dus vanuit de vraaglijn af te lezen, wat er met vraag gebeurt

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de vraag bij een prijs van € 20, indien Qv = –100P + 24.000 is?

Slide 20 - Open vraag

Vraaglijn
Qv = -100P + 24.000
Prijs is € 20, dus -100 x 20 + 24000 = 2.000

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de verandering in de vraag als de prijs verandert van € 20 naar € 35, indien Qv = –100P + 24.000 is?

Slide 22 - Open vraag

Vraaglijn
Qv = -100P + 24.000
Prijs is € 20, dus -100 x 20 + 24000 = 22.000

Prijs verandert naar € 35, dus -100 x 35 + 24.000 = 20.500

Verschil: 22.000 - 20.500 = afname van 1.500

Slide 23 - Tekstslide

Vraaglijn
Tekenen van de vraaglijn in stappen:
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode.
2. Bepaal het eindpunt, door een prijs van 0 in te vullen in de Qv formule
3. De uitkomst van 1 en 2, kun je gebruiken om in te schatten hoe breed en hoog je grafiek wordt. Teken de lijn in de grafiek. 

Slide 24 - Tekstslide

Vraaglijn
Tekenen van de vraaglijn in stappen -100P + 24.000:
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode.
2. Bepaal het eindpunt, door een prijs van 0 in te vullen in de Qv formule
3. De uitkomst van 1 en 2, kun je gebruiken om in te schatten hoe breed en hoog je grafiek wordt. Teken de lijn in de grafiek. 

Slide 25 - Tekstslide

Vraaglijn
Tekenen van de vraaglijn in stappen -100P + 24.000:
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode. 0 = -100P + 24.000, 100P = 24.000, P= 240
2. Bepaal het eindpunt, door een prijs van 0 in te vullen in de Qv formule
3. De uitkomst van 1 en 2, kun je gebruiken om in te schatten hoe breed en hoog je grafiek wordt. Teken de lijn in de grafiek. 

Slide 26 - Tekstslide

Vraaglijn
Tekenen van de vraaglijn in stappen -100P + 24.000:
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode. 0 = -100P + 24.000, 100Q = 24.000, P= 240
2. Bepaal het eindpunt, door een prijs van 0 in te vullen in de Qv formule -100x0 + 24.000 = 24.000
3. De uitkomst van 1 en 2, kun je gebruiken om in te schatten hoe breed en hoog je grafiek wordt. Teken de lijn in de grafiek. 

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het begin en eindpunt van de volgende vraaglijn: –200P + 800

Teken de lijn vervolgens op een blaadje

Slide 28 - Open vraag

Vraaglijn
Tekenen van de vraaglijn in stappen –200P + 800
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode. 0 = –200P + 800, 200P = 800, Q= 4
2. Bepaal het eindpunt, door een prijs van 0 in te vullen in de Qv formule -200x0 + 800 = 800
3. De uitkomst van 1 en 2, kun je gebruiken om in te schatten hoe breed en hoog je grafiek wordt. Teken de lijn in de grafiek. 

Slide 29 - Tekstslide

Vraaglijn
Tekenen van de vraaglijn in stappen –200P + 800
1. . 0 = –200Q + 800, 200Q = 800, Q= 4
2.  -200x0 + 800 = 800
3. De uitkomst van 1 en 2, kun je gebruiken om in te schatten hoe breed en hoog je grafiek wordt. Teken de lijn in de grafiek. 

Slide 30 - Tekstslide

Verschuivingen Vraaglijn
2 soorten:
- Verschuiving langs de vraaglijn. Deze kun je aflezen op de vraaglijn. Dit zijn altijd veranderingen van de prijs
- Verschuiving van de vraaglijn. Er ontstaat een nieuwe vraaglijn. Dit zijn veranderingen die invloed hebben op de markt

Slide 31 - Tekstslide

Verandering van de vraaglijn

Stel dit is een inkomensveranderingen. Is het inkomen dan gestegen of gedaald?

Slide 32 - Tekstslide

Verandering van de vraaglijn

Stel dit is een inkomensveranderingen. Is het inkomen dan gestegen of gedaald?

Naar rechts: consument gaat meer producten kopen

Slide 33 - Tekstslide

Hoe hoger de prijs, hoe .... het aanbod
A
Hoger
B
Lager

Slide 34 - Quizvraag

Aanbodlijn (Qa)
Hoe lager de prijs... hoe lager het aanbod
Hoe hoger de prijs... dan hoger het aanbod

Als de prijs verandert is er dus vanuit de aanbodlijn af te lezen, wat er met het aanbod gebeurt

Slide 35 - Tekstslide

Waarom start de aanbodlijn niet op 0,0?

Slide 36 - Open vraag

Wat is het aanbod bij een prijs van € 4, indien Qa = 25.000P – 10.000 is?

Slide 37 - Open vraag

Aanbodlijn
Qa = 25.000P -10.000
Prijs is € 4, dus 25.000 x 4  -10.000 = 90.000

Stel de Prijs verandert naar € 2,50, dus 25.000 x 2,50 -10.000 = 52.500

Verschil: 90.000 - 52.500 = afname van 37.500

Slide 38 - Tekstslide

De verandering van de prijs van € 4 naar € 2,50 zorgt voor een verandering....
A
langs de aanbodlijn
B
van de aanbodlijn

Slide 39 - Quizvraag

Verschuivingen Aanbodlijn
2 soorten:
- Verschuiving langs de aanbodlijn. Deze kun je aflezen op de aanbodlijn. Dit zijn altijd veranderingen van de prijs
- Verschuiving van de aanbodlijn. Er ontstaat een nieuwe aanbodlijn. Dit zijn veranderingen die invloed hebben op de markt

Slide 40 - Tekstslide

Verandering van de aanbodlijn

Stel dat dit een markt is van vliegtuigen? Is er een maatschappij bijgekomen of juist één failliet gegaan?


Slide 41 - Tekstslide

Verandering van de aanbodlijn

Stel dat dit een markt is van vliegtuigen? Is er een maatschappij bijgekomen of juist één failliet gegaan?

Naar rechts: Er wordt meer op de markt aangeboden.


Slide 42 - Tekstslide

Aanbodlijn
Tekenen van de aanbodlijn in stappen:
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode.
2. Bepaal een willekeurig tweede punt. Dit punt kan het snijpunt zijn van Qv = Qa (dit geeft de P, P in 1 van de twee formules invoeren, geeft een Q)
3. Teken de grafiek 

Slide 43 - Tekstslide

Aanbodlijn
Tekenen van de aanbodlijn in stappen:
Qa = 100P – 50 
Qv = –100P + 250
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode.
2. Bepaal een willekeurig tweede punt. Dit punt kan het snijpunt zijn van Qv = Qa (dit geeft de P, P in 1 van de twee formules invoeren, geeft een Q)
3. Teken de grafiek 

Slide 44 - Tekstslide

Aanbodlijn
Tekenen van de aanbodlijn in stappen:
Qa = 100P – 50 
Qv = –100P + 250
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode. 0 = 100P - 50 --> 100P = 50 --> P = 0,5
2. Bepaal een willekeurig tweede punt. Dit punt kan het snijpunt zijn van Qv = Qa (dit geeft de P, P in 1 van de twee formules invoeren, geeft een Q)
3. Teken de grafiek 

Slide 45 - Tekstslide

Aanbodlijn
Tekenen van de aanbodlijn in stappen:
Qa = 100P – 50 
Qv = –100P + 250
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0. 0 = 100P - 50 --> 100P = 50 --> P = 0,5
2. Bepaal een willekeurig tweede punt. Dit punt kan het snijpunt zijn van Qv = Qa (dit geeft de P, P in 1 van de twee formules invoeren, geeft een Q)
100P – 50 = –100P + 250 → 200P = 300 → P = 1,50
3. Teken de grafiek 

Slide 46 - Tekstslide

Aanbodlijn
Tekenen van de aanbodlijn in stappen:
Qa = 100P – 50 
Qv = –100P + 250
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0. 0 = 100P - 50 --> 100P = 50 --> P = 0,5
2. Bepaal een willekeurig tweede punt. Dit punt kan het snijpunt zijn van Qv = Qa (dit geeft de P, P in 1 van de twee formules invoeren, geeft een Q)
100P – 50 = –100P + 250 → 200P = 300 → P = 1,50
100 x 1,50 - 50 = 50 --> Q = 50
3. Teken de grafiek 

Slide 47 - Tekstslide

Wat is het evenwichtspunt (P en Q):
Qv = (–50P) + 4.000
Qa = (50P) – 1.500

Teken de lijnen vervolgens op een blaadje

Slide 48 - Open vraag

Vraaglijn
Tekenen van de vraaglijn in stappen Qv = (–50P) + 4.000:
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0, je rekent vervolgens P uit met de balans methode. 0 = -50P + 4.000, 50Q = 4.000, P= 80
2. Bepaal het eindpunt, door een prijs van 0 in te vullen in de Qv formule -50x0 + 4.000 = 4.000
3. De uitkomst van 1 en 2, kun je gebruiken om in te schatten hoe breed en hoog je grafiek wordt. Teken de lijn in de grafiek. 

Slide 49 - Tekstslide

Aanbodlijn
Tekenen van de aanbodlijn in stappen:
Qv = (–50P) + 4.000
Qa = (50P) – 1.500
1. Bepaal het beginpunt door Q = 0. 0 = 50P - 1.500 --> 50P = 1.500 --> P = 30
2. Bepaal een willekeurig tweede punt. Dit punt kan het snijpunt zijn van Qv = Qa (dit geeft de P, P in 1 van de twee formules invoeren, geeft een Q)
50P – 1.500 = –50P + 4.000 → 100P = 5.500 → P = 55
50 x 55 - 1.500 =  --> Q = 1.250
3. Teken de grafiek 

Slide 50 - Tekstslide

Les 2
Hoofdstuk 4 uit het boekje vervoer, met de daarbij behorende opgaven. Aandacht voor:
- Vraag en aanbodlijnen
- Verschuivingen langs de vraag en aanbodlijnen
MAKEN: opgaven H4 (1 t/m 13)

Slide 51 - Tekstslide

Les 3
Hoofdstuk 4 uit het boekje vervoer, met de daarbij behorende opgaven. Aandacht voor:
- Consumenten en producentensurplus
- Bespreken opgaven
MAKEN: opgaven H4 (14 t/m 37)

Slide 52 - Tekstslide

Wat is de evenwichtsprijs:
Qv = (–50P) + 4.000
Qa = (50P) – 1.500

Slide 53 - Open vraag

Wat is de evenwichtshoeveelheid (Q):
Qv = (–50P) + 4.000
Qa = (50P) – 1.500
P = € 55

Slide 54 - Open vraag

Evenwichtspunt
Qv = (–50P) + 4.000
Qa = (50P) – 1.500

Dit punt kan het snijpunt zijn van Qv = Qa (dit geeft de P, P in 1 van de twee formules invoeren, geeft een Q)
50P – 1.500 = –50P + 4.000 → 100P = 5.500 → P = 55
50 x 55 - 1.500 =  --> Q = 1.250

Slide 55 - Tekstslide

Surplus
Er zijn consumenten die bereid waren meer te betalen dan de evenwichtsprijs. Dit geldt ook voor leveranciers die de producten echt wel voor een lagere prijs hadden aan willen bieden dan de evenwichtsprijs. Dit noemen we een surplus. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een:
- Consumentensurplus
- Producentensurplus

Slide 56 - Tekstslide

Consumenten-surplus

Verschil tussen de betalingsbereidheid van de vragers (oftewel de consument) en de verkoopprijs. (Bedrag wat leveranciers mislopen)

Formule: Basis x hoogte x ½

Slide 57 - Tekstslide

Hoeveel bedraagt het consumenten-surplus?

Slide 58 - Open vraag

Producenten-surplus

Verschil tussen de leveringsbereidheid van de aanbieders (producent) en de verkoopprijs. (Prijs die consumenten te veel betalen)

Formule: Basis x hoogte x ½

Slide 59 - Tekstslide

Hoeveel bedraagt het producentensurplus?

Slide 60 - Open vraag

Les 3
Hoofdstuk 4 uit het boekje vervoer, met de daarbij behorende opgaven. Aandacht voor:
- Consumenten en producentensurplus
- Bespreken opgaven
MAKEN: opgaven H4 (14 t/m 37)

Slide 61 - Tekstslide