H2.2 cultuur in het romeinse rijk deel 1

De tijd van de grieken en Romeinen
3000 v.C. - 500 n.C.


Paragraaf 2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De tijd van de grieken en Romeinen
3000 v.C. - 500 n.C.


Paragraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk 26 september
Bekijk het filmpje op de volgende slide. Tijdens het kijken krijg je vragen die je moet maken.

Slide 2 - Tekstslide

4

Slide 3 - Video

01:56
Wat is een Oligarchie?
A
Een handelaar in olie.
B
Een regeringsvorm waarbij burgers politieke inspraak hebben.
C
Een regeringsvorm waarbij de Adel aan de macht is
D
Een regeringsvorm waarbij alle macht in handen is van een kleine groep mensen

Slide 4 - Quizvraag

02:27
Consuls
Senaat
300 rijke mannen
1 jaar ambtstermijn
Controleren elkaar met veto recht.
Beslissen over bestuur en wetten
Voeren beleid uit.
Opperbevelhebbers van het leger
Heeft de meeste macht

Slide 5 - Sleepvraag

04:04
Tip
Schrijf dit op in je aantekeningen

Slide 6 - Tekstslide

06:23
Geef minstens 2 redenen waarom het Romeins burgerrecht voordelen had.

Slide 7 - Open vraag

Deel 1:
Cultuur in het Romeinse rijk


Het ontstaan van het Romeinse rijk en de expansie ervan


Slide 8 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Bespreken formatieve toets.
  • Huiswerk vorige les
  • Klein stukje instructie
  • Aan de slag

Slide 9 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen hoe het Romeinse wereldrijk ontstond.
  • Je kunt beschrijven hoe het keizerrijk zich ontwikkelde.
  • Je kunt uitleggen wat de Pax Romana inhield.
Lesdoelen
 Kenmerkend aspect :
 De groei van het Romeins Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa  
 verspreidde..


Slide 10 - Tekstslide

  • Ik loop straks rond voor individuele vragen of specifieke vragen over de inhoud.

Dingen die opvallen
  • Te kort en niet volledig antwoorden.
  • Geen antwoord geven op de vraag.
  • Bij een bron vraag -> geen bron gebruikt.

Formatieve toets bespreking

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld antwoord 2:
Ze gebruikten nog geen schrift, deze muurtekeningen waren typische bronnen van die tijd

Voorbeeld antwoord 1 :Op de bron is een muurschildering van een stier of een bizon te zien. Deze foto past bij de tijd van de jagers en verzamelaars, omdat er in die tijd dit soort schilderingen in grotten werden gemaakt. De jagers en verzamelaars hadden nog geen schrift om mee te communiceren.

Tips:
- Wat zie je in de bron?
- Wat heeft dat met de vraag te maken?
- Wat is de conclusie?
- Wie is 'ze'?
- Niet verwezen naar de bron.
- Geen antwoord op de vraag.
Het zou nog een goede aanvulling zijn om 'geschreven' en 'ongeschreven' bronnen te gebruiken.
Vraag 3

Slide 12 - Tekstslide

Model antwoord:
-Op de Zweedse rotstekening uit die tijd wordt een ploeg gebruikt / wordt er gewerkt met gedomesticeerde dieren, wat wijst op het bestaan van een landbouwcultuur
- Op de bron is een rotstekening te zien wat een ongeschreven bron is. In de prehistorie zijn alleen ongeschreven bronnen. Dus dat past bij de prehistorie in Zweden
Voorbeeld antwoord 1 :
-Je ziet een persoon vee houden en op een veld werken
-Er is niets bij geschreven
Tips:
- Deel de vraag op in 2 delen
- Gebruikt historische feiten dus niet 'de bron zegt Zweden dus..'
- Wat heeft de bron te maken met de landbouwrevolutie?
- Koppeling vraag en bron ontbreekt.
- Waar is niks bijgeschreven en wat betekent dat?
- Wel goed opgedeeld in twee delen.
Vraag 7

Slide 13 - Tekstslide

Model antwoord:
Het kenmerkend aspect 'Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.' past bij deze informatie. Het gaat over de stad Uruk en het schrift zo rond 2700 v.C, dus in de periode waarin de eerste steden ontstonden.

Voorbeeld antwoord 1 :
Deze informatie past het beste bij godsdiensten.
Tips:
- Deel de vraag op in 2 delen
- Noem eerst het kenmerkend aspect.
- Leg uit waarom. Dus wat lees je en waarom past dat bij het kenmerkend aspect?
- Kenmerkend aspect ontbreekt.
- Uitleg ontbreekt ook.
Vraag 13

Slide 14 - Tekstslide


Het Romeinse Rijk groeit!

  • Wat begon als een kleine stad groeit in een paar eeuwen uit tot een enorm rijk.
  • Legeraanvoerders, zoals Julius Caesar, veroveren grote delen van Europa.

  • Op deze kaart zie je de veroveringen tussen 500 v. Chr. tot ongeveer 40 v. Chr.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


Pax Romana
27 v. Chr.



  • Met keizer Augustus begint een periode van rust en vrede die ongeveer 200 jaar duurt: de Pax Romana (vrede van Rome)
  • Burgeroorlogen zijn gestopt


Slide 17 - Tekstslide

Pax Romana
  • Keizer is opperbevelhebber en stuurt het leger aan.
  •  Er werd een beroepsleger gevormd met 180.000 soldaten gestationeerd aan de grenzen van het rijk.
  • Gouverneurs  besturen provincies en geven leiding aan de inheemse elite.

Slide 18 - Tekstslide

Welvaart stijgt
  • Verharde wegen. Handel, transport en veilig.
  • Onderworpen volkeren vestigen zich ook in Rome.
  • Multiculturele samenleving ontstaat.

Slide 19 - Tekstslide

Een Romeinse weg

Slide 20 - Tekstslide

  • Jullie gaan in tweetallen een woordwiel invullen over Athene en Sparta.
  • Jullie krijgen een aantal begrippen die in een woordwiel geplaatst dienen te worden. Vier begrippen komen in de binnenste cirkel en vier begrippen komen in de buitenste cirkel.
  • Staan er begrippen of mensen tussen die je niet kent? Zoek dit op op je laptop! 
  • To do: lees de instructies op de opdracht die jullie zo krijgen. De uitleg waarom jullie bepaalde keuzes hebben gemaakt, is het belangrijkst. Deze mogen niet ontbreken. 
  • Tip: Vul je woordwiel eerst met potlood in, het kan nog zijn dat je antwoorden wil aanpassen.

Aan de slag: woordwiel

Slide 21 - Tekstslide

Ronde 1
Vul in beide cirkels de binnenste cirkel in met de begrippen op het blad

Slide 22 - Tekstslide

Ronde 2
Vul bij beide cirkels de buitenste cirkel in. Kies uit de volgende begrippen

Slide 23 - Tekstslide

Nakijken

Slide 24 - Tekstslide

Samenvatting
Begin aan het maken van een samenvatting

Slide 25 - Tekstslide

tekst
Huiswerk

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video