Thema 1 Organen en cellen

Thema 1 Organen en cellen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 1 Organen en cellen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Een bacterie is een organisme.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Een soort heeft een levenscyclus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

In afbeelding 1 is een stukje weefsel getekend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Bladgroenkorrels in de cellen zorgen voor de groene kleur van sla.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Om de zenuwcel zit een celwand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Bij een microscoop zet je een preparaat vast met de klemmen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Met de grote schroef op een microscoop kun je ongeveer scherp stellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

De borstholte is het bovenste deel van de romp.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Meerkeuze vragen

Slide 13 - Tekstslide

Naaktslakken
Naaktslakken voeden zich onder andere met blaadjes. Je ziet ze vaak van de ene naar de andere plant kruipen, op zoek naar voedsel. Naaktslakken laten dan een slijmerig spoor achter. Soms stoten ze tegen een muur aan. Ze trekken dan hun ogen terug.

Slide 14 - Tekstslide

Voeden is een levenskenmerk.
Welke twee andere levenskenmerken kun je uit de tekst halen?

A
Ademhalen en bewegen.
B
Bewegen en reageren op prikkels
C
Bewegen en voortplanten.
D
Groeien en reageren op prikkels.

Slide 15 - Quizvraag

Aan welk onderdeel van de microscoop draai je als je een andere vergroting wilt gebruiken?
A
Aan de kleine schroef
B
Aan de revolver.
C
Aan de tubus.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de functie van de celkern?
A
De celkern controleert wat de cel in en uit gaat.
B
De celkern maakt voedsel voor de plant.
C
De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.

Slide 17 - Quizvraag

In de afbeelding zijn onder andere delen van orgaanstelsels getekend.

Slide 18 - Tekstslide

Drie orgaanstelsels zijn: het bottenstelsel, het spierstelsel en het zenuwstelsel.
Van welke twee organenstelsels is een deel te zien in afbeelding 6?

A
Van het bottenstelsel en het spierstelsel
B
Van het bottenstelsel en het zenuwstelsel
C
Van het spierstelsel en het zenuwstelstel

Slide 19 - Quizvraag

In een organisme komen onder andere organen, orgaanstelsels en weefsels voor.
17 Wat is de juiste volgorde van deze delen, van groot naar klein?

A
Orgaan ‒ orgaanstelsel ‒ weefsel.
B
Orgaanstelsel ‒ orgaan ‒ weefsel.
C
Weefsel ‒ orgaan ‒ orgaanstelsel.
D
Weefsel ‒ orgaanstelsel ‒ orgaan.

Slide 20 - Quizvraag

Met welk onderdeel van de microscoop regel je de hoeveelheid licht?
A
Met de lamp.
B
Met de objectieven.
C
Met het diafragma

Slide 21 - Quizvraag

Waarmee begint de levensloop van een cavia?
A
Met de ademhaling.
B
Met de geboorte
C
Met de groei.
D
Met de voortplanting

Slide 22 - Quizvraag

Vier leerlingen moeten een schematische tekening maken van een doorsnede van een dierlijke cel. De doorsnede moet door het midden van de cel zijn. De leerlingen moeten in de tekening het cytoplasma aangeven.
    In afbeelding 7 zie je hun tekeningen.

Slide 23 - Tekstslide

In welke tekening is de cel goed getekend?
A
Tekening 1
B
Tekening 2
C
Tekening 3
D
Tekening 4

Slide 24 - Quizvraag

Wat beschrijf je in een werkplan?
A
De conclusies die uit je onderzoek trekt.
B
Wat je nodig hebt voor je onderzoek.
C
Welke verwachting je hebt van je onderzoek.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de functie van de tussencelstof tussen cellen?
A
Deze ondersteunt de functie van het weefsel.
B
Deze geeft informatie door aan het zenuwstelsel.
C
Hierin worden stoffen opgelost en vervoerd.

Slide 26 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Je ziet een torso van de mens. Twee organen zijn met een letter aangegeven.

Slide 27 - Tekstslide

Welk orgaan is aangegeven met de letter P?
A
De dikke darm.
B
De lever.
C
De luchtpijp.
D
Het hart.

Slide 28 - Quizvraag

Open vragen

Slide 29 - Tekstslide

De vacuole zorgt voor stevigheid in de plantencel. Wanneer een plant langere tijd geen water kan opnemen, gaat hij slap hangen.
Leg uit hoe dit komt.

Slide 30 - Open vraag

Spoelwormen
Spoelwormen zijn wormen die in de dunne darm van dieren kunnen voorkomen. Sommige soorten spoelwormen kunnen 35 centimeter lang worden.
Eitjes van spoelwormen komen met de ontlasting naar buiten. Als dieren aan de ontlasting van andere dieren snuffelen, kunnen ze de eitjes binnenkrijgen. Ook kunnen dieren besmet raken door gras te eten waarop eitjes terecht zijn gekomen.
De jonge wormen komen in het verteringskanaal uit de eitjes. Ze kruipen door de wand van de dunne darm heen. Zo komen ze in het bloed terecht. Het bloed vervoert ze onder andere naar de lever en de longen.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Is een spoelworm een weefsel, een orgaan of een organisme? Leg je antwoord uit.

Slide 33 - Open vraag

In de tekst worden behalve het verteringsstelsel ook delen van andere orgaanstelsels genoemd.

Geef de naam van twee andere orgaanstelsels die in de tekst staan.

Slide 34 - Open vraag

Welke celonderdelen komen voor bij cellen van planten en dieren?

Slide 35 - Open vraag

Wat is stofwisseling?

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide