Leenwoorden

Leenwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leenwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

- omschrijven wat leenwoorden zijn.
- aan een woord herkennen uit welke taal dit woord ontleend wordt.
- de Nederlandse betekenis geven van een leenwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Instructie
Niet alle woorden die we in onze taal gebruiken komen ook uit het Nederlands.
We gebruiken bijvoorbeeld woorden uit het:

Frans: trottoir, etalage, bureau, restaurant
Engels: computer, diskjockey, e-mail, baby
Duits: überhaupt, schlager, bockbier, einzelgänger

Slide 3 - Tekstslide

Nederlandse leenwoorden
Meer dan 18.000 Nederlandse woorden zijn uitgeleend aan 138 andere talen. Die Nederlandse woorden hebben geleid tot bijna 50.000 nieuwe woorden in vreemde talen.

Slide 4 - Tekstslide

Het gebruik van een Nederlands woord ter vervanging van een leenwoord noem je ontlenen.
Voorbeelden: 
Reclameboodschap in plaats van commercial. 
Terugkoppeling in plaats van feedback.
Klimaatregeling in plaats van airconditioning.
 

Slide 5 - Tekstslide

Engelse leenwoorden
Bijvoorbeeld: 
Online
 Poncho 
Penalty
Stand-by 
Lay-out

Slide 6 - Tekstslide

Franse leenwoorden

In het Nederlands hebben we aan aantal Franse woorden die eindigen met een accent (streepje) op de letter - e. In het meervoud mag je de letter -s dan gewoon aan het woord vastplakken.
Voorbeeld:

logé - logés

Slide 7 - Tekstslide

Franse leenwoorden
Als een woord al heel gebruikelijk is in het Nederlands, dan krijgt het woord geen accenttekens op de -o en de -u.
Op de -e krijgen we een accentteken als dit nodig is voor de uitspraak.

Slide 8 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden. Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.

Let op:

- We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save (spreek uit: seef)
De v van save zit niet in het 'T KoFSCHiP X  
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                           Ik savede                    Ik heb gesaved
Hij savet                       Wij saveden

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Uit welke taal hebben wij het woord 'Humor' geleend?
A
Duits
B
Pools
C
Frans
D
Engels

Slide 12 - Quizvraag

Uit welke taal hebben wij het woord 'Robot' geleend?
A
Tsjechisch
B
Duits
C
Amerikaans
D
Russisch

Slide 13 - Quizvraag

Hij.....(deleten, vt) alles
A
deleete
B
deletetet
C
deleetet
D
deletete

Slide 14 - Quizvraag

Het ............(downloaden, vd) bestand bevat een virus.
A
gedownloade
B
gedownloadde
C
gedownloate
D
gedownloatte

Slide 15 - Quizvraag

De snelste tijd werd al snel.......... (timen, vd).
A
getimet
B
getimd
C
getimed
D
getimt

Slide 16 - Quizvraag

Zij ......... (breakdancen, tt) al heel erg goed.
A
breakdanct
B
breakdancet
C
breakdancdt
D
breakdanced

Slide 17 - Quizvraag

Hij ...... (passen, vd) erg goed, waardoor er gescoord kon worden.
A
paste
B
passte
C
pasete
D
passete

Slide 18 - Quizvraag

Welke vragen heb je nog?
Werken in vo-next

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide