Hfdst 1 havo 2018-2019

Hoe heten alle hardwerkende delen van ons lichaam?
A
spieren
B
zenuwen
C
organen
D
pezen
1 / 48
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe heten alle hardwerkende delen van ons lichaam?
A
spieren
B
zenuwen
C
organen
D
pezen

Slide 1 - Quizvraag

hoe noem je de romp zonder armen en benen
A
rompso
B
torpo
C
sorto
D
torso

Slide 2 - Quizvraag

als een aantal organen samenwerken aan een bepaalde taak, hoe noem je de samenwerkende organen?
A
mensenstelsels
B
orgaanstelsels

Slide 3 - Quizvraag

wat hoort bij het volgende orgaanstelsel:
- alle botten in je lichaam
-taak: stevigheid geven aan je lichaam
A
bloedvatenstelsel
B
beenderstelsel(skelet)
C
verteringsstelsel
D
ademhalingsstelsel

Slide 4 - Quizvraag

wat hoort bij het volgende orgaanstelsel:
- mond- slokdarm - maag - darmen
- kleiner maken van voedsel = verteren
A
bloedvatenstelsel
B
beenderstelsel(skelet)
C
verteringsstelsel
D
ademhalingsstelsel

Slide 5 - Quizvraag

wat hoort bij het volgende orgaanstelsel:
-neus - mond - luchtpijp - longen
- opnemen van zuurstof in je lichaam
A
bloedvatenstelsel
B
beenderstelsel(skelet)
C
verteringsstelsel
D
ademhalingsstelsel

Slide 6 - Quizvraag

wat hoort bij het volgende orgaanstelsel:
-hart en alle bloedvaten
- vervoeren van voedingsstoffen en zuurstof naar alle delen van je lichaam
A
bloedvatenstelsel
B
beenderstelsel(skelet)
C
verteringsstelsel
D
ademhalingsstelsel

Slide 7 - Quizvraag

Waaruit bestaan organen?
A
cellen
B
bouwstenen

Slide 8 - Quizvraag

waarom zien cellen van verschillende organen er anders uit?

Slide 9 - Open vraag

Cellen zijn de kleinste levende delen van je lichaam
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat een cel?

Slide 11 - Open vraag

wat is de juiste volgorde
A
orgaanstelsel-cel-orgaan-mens
B
cel-orgaan-mens-orgaanstelsel
C
mens-orgaanstelsel-orgaan-cel
D
orgaan-orgaanstelsel-cel-mens

Slide 12 - Quizvraag

Kunnen orgaanstelsels samenwerken?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een organisme?

Slide 14 - Open vraag

op welke manieren kun je nauwkeurig waarnemen?(5)

Slide 15 - Open vraag

waarom moet een beschrijving nauwkeurig zijn?

Slide 16 - Open vraag

hoe kun je hele kleine onderdelen van een organisme bekijken?
A
blote oog
B
loep
C
microscoop

Slide 17 - Quizvraag

hoevaak vergroot een loep?
A
10x
B
100x
C
1x
D
20x

Slide 18 - Quizvraag

Wat geef je in woorden weer bij een beschrijving?
A
informatie over een organisme
B
de belangrijkste kenmerken
C
de belangrijkste kenmerken van een organisme
D
de belangrijkste informatie van een beschrijving

Slide 19 - Quizvraag

welke doorsneden kennen we in de biologie?

Slide 20 - Open vraag

Organen bestaan uit kleine deeltjes die noemen we:
A
Kiem
B
Zaadlobben
C
Cellen
D
celkern

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een organismen?
A
Levend wezen
B
Een groep organen die samenwerken
C
Hart

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een orgaan?
A
Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies
B
Een orgaan is een deel van het menselijk lichaam met een of meer functies
C
Groep organen met dezelfde functie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een weefsel
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie
B
de cellen in een orgaan
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

Slide 24 - Quizvraag

Welke organen in ons lichaam halen de zuurstof uit de lucht?
A
hart
B
nieren
C
longen
D
darmen

Slide 25 - Quizvraag

Organen die samenwerken noem je een:
A
weefsel
B
organenstelsel
C
skelet
D
cellen

Slide 26 - Quizvraag

Welke taak heeft het ademhalingsstelsel?
A
aansturen van organen en spieren
B
fijnmaken van voedsel tot voedingsstoffen
C
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
vervoeren van bloed

Slide 27 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Bijna alle organen zijn opgebouwd uit cellen
B
Alle cellen zien er hetzelfde uit
C
Cellen kun je met het blote oog zien
D
Het celmembraan is een vlies om de cel

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het "cytoplasma"?
A
Het regelcentrum van de cel
B
De vloeistof waarin de celkern ligt
C
Gel
D
De vloeistof die in organen zit

Slide 29 - Quizvraag

Vul het volgende woord in:

Orgaanstelsel - Orgaan - .... - Cel

Slide 30 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:

weefsel - orgaanstelsel- cel- organisme - orgaan

Slide 31 - Open vraag

Heeft een dierlijke cel een celkern
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

hoeveel kernen heeft een cel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 33 - Quizvraag

Wat doet de celkern
A
Die zorgt er voor dat de cel niet knap
B
Dat is de vloeistof in de cel
C
Die heeft geen functie
D
Die regelt alles in de cel

Slide 34 - Quizvraag

Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier kijk je doorheen
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 35 - Quizvraag

Aan welk gedeelte pak je de microscoop vast?
A
tafel
B
tubus
C
statief
D
klemmen

Slide 36 - Quizvraag

Wat zie je,
hoe zie je dat?
A
een aantal cellen, door een microscoop
B
één cel, met het blote oog
C
één cel door een microscoop
D
een aantal cellen, met een vergrootglas (loep)

Slide 37 - Quizvraag

Waarvoor zitten er objectieven op de microscoop?
A
Voor stevigheid
B
Voor bescherming
C
Voor het vergroten
D
Om een foto te maken

Slide 38 - Quizvraag

Met welke twee voorwerpen kunnen we vergroten in de biologie?
A
Loep en vergootglas (10x vergroot)
B
Loep en vergrootglas (12x vergroot)
C
Loep en microscoop
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 39 - Quizvraag

Waarvoor is de revolver?
A
Om mee te schieten.
B
Om te wisselen van lens sterkte
C
Om te wisselen van oculair
D
Om te draaien met de microscoop.

Slide 40 - Quizvraag

Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?
A
Het preparaat
B
Het dekglas
C
Het voorwerp glas
D
Een blad

Slide 41 - Quizvraag

Waarmee stel je de microscoop scherp
A
Eerst met de kleine schroef en dan met de grote schroef
B
Alleen met de grote schroef
C
Alleen met de kleine schroef
D
Eerste met de grote schroef en dan met de kleine schroef

Slide 42 - Quizvraag

Hoe heet deel 8?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 43 - Quizvraag


Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 44 - Quizvraag


Het hart is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 45 - Quizvraag

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 46 - Sleepvraag


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet

Slide 47 - Quizvraag

Zet op volgorde van groot naar klein
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme

Slide 48 - Sleepvraag