4.4

Welkom 2C
4.4 Hoe maak je winst?
Economie
Pincode
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2C
4.4 Hoe maak je winst?
Economie
Pincode

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Welkom
- terugblik
-Huiswerk
- Leerdoelen
- Theorie
- Aan de slag
- Afsluiter

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
- Wat is investeren?
- Hoe bereken je de afschrijvingskosten?

- Wat is Mechanisering en automatisering?
- Wat is arbeidsproduciviteit?

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
4.2 = opdrachten 1,3,4,5,6,8,11+12


Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
In deze presentatie leer je:
  • wat een ondernemer is
  • wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief
  • wat afzet en omzet is en hoe je de omzet berekent
  • wat winst is en hoe je die berekent

Slide 5 - Tekstslide

Eigen bedrijf
Als je met een eigen bedrijf je inkomen verdient, ben je een ondernemer.

Een ondernemer verkoopt goederen of diensten.
Hoeveel dat oplevert, ligt aan
  • hoeveel je verkoopt
  • voor welke prijs je het verkoopt.

Slide 6 - Tekstslide

Produceren met mensen en machines
Arbeidsintensief produceren =
naar verhouding produceer je meer met mensen dan met machines.
Vooral in dienstverlening:
  • onderwijs
  • de zorg

Slide 7 - Tekstslide

Produceren met mensen en machines
Kapitaalintensief produceren =
naar verhouding produceer je meer met kapitaalgoederen (bijv. machines) dan met mensen.
Vooral in industriële bedrijven (Fabrieken)



Slide 8 - Tekstslide

Omzet/afzet
Hoeveel je verkoopt, is je afzet.
Het bedrag dat je door de verkoop ontvangt, is je omzet of verkoopopbrengst.

Omzet= Afzet X verkoopprijs

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
Je verkoopt 130 kilo bananen voor 2 euro per kilo
Omzet= Afzet X verkoopprijs

Afzet = 130 kilo bananen
Verkoopprijs = 2 euro per kilo

130X2 = 300 euro omzet.

Slide 10 - Tekstslide

Winst berekenen
Door het verkopen van producten ontvang je omzet.
Daarvan betaal je nog allerlei kosten:
  • de inkoop van grondstoffen of goederen,
  • bedrijfskosten zoals lonen, energie, reclame, enz.
Wat daarna overblijft is winst.

Omzet - Kosten = Winst

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel je hebt als ondernemer een omzet behaald van 18.000 euro. De kosten zijn in totaal 9230 euro.

Omzet = 18.000
Kosten= 9230
18000-9230 = 8770 euro

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Maken zelfstandig opdrachten van 4.2
Vragen? ik loop rond
klaar? samenvatting maken van H4 
laatste 5 minuten les afsluiten

Slide 13 - Tekstslide

Afsluiter
Wat is een ondernemer?
Wat is het verschil tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief
Wat is het verschil tussen omzet en afzet. 
Hoe moet je winst berekenen

Slide 14 - Tekstslide