grammatica blok 7
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Zij heeft tijdens haar reis veel gewandeld.
Schrijf het bezittelijk voornaamwoord.
Schrijf het bezittelijk voornaamwoord.
Slide 2 - Open vraag
Zij heeft tijdens haar reis veel gewandeld.
Schrijf het hulpwerkwoord.
Schrijf het hulpwerkwoord.
Slide 3 - Open vraag
Zij heeft tijdens haar reis veel gewandeld.
Schrijf het voltooid deelwoord.
Schrijf het voltooid deelwoord.
Slide 4 - Open vraag
Koen stond op, nadat zijn wekker ging.
Schrijf het voegwoord.
Schrijf het voegwoord.
Slide 5 - Open vraag
Koen stond op, nadat zijn wekker ging.
Schrijf het zelfstandig naamwoord.
Schrijf het zelfstandig naamwoord.
Slide 6 - Open vraag
Maaike loopt voor de derde keer naar school.
Wat is het rangtelwoord?
Wat is het rangtelwoord?
Slide 7 - Open vraag
Maaike loopt voor de derde keer naar school.
Wat is het onderwerp?
Wat is het onderwerp?
Slide 8 - Open vraag
Maaike loopt voor de derde keer naar school.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 9 - Open vraag
Hij heeft drie nieuwe cd's gekocht.
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Slide 10 - Open vraag
Hij heeft drie nieuwe cd's gekocht.
Wat is het lijdend voorwerp?
Wat is het lijdend voorwerp?
