3.3 Spelling KGT

3.3 Spelling & KGT
Hele werkwoord: roepen, brengen
Stam ( -en) : roep, breng
Ik vorm : ik roep, ik breng

Let op! ( Soms moet je een klinker verdubbelen of een medeklinker weghalen)
Hele werkwoord: lopen, trekken
Stam ( -en): lop, trekk
Ik vorm : ik loop, ik trek
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3.3 Spelling & KGT
Hele werkwoord: roepen, brengen
Stam ( -en) : roep, breng
Ik vorm : ik roep, ik breng

Let op! ( Soms moet je een klinker verdubbelen of een medeklinker weghalen)
Hele werkwoord: lopen, trekken
Stam ( -en): lop, trekk
Ik vorm : ik loop, ik trek

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen!
  • Huiswerk bespreken
  • Terugblikken op de vorige les
  • Lesdoel bespreken
  • Uitleg
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken!
4.2 Grammatica kopie


Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
  • Ik weet dat de persoonsvorm niet altijd te vinden is met de pv proef.
  • Ik weet wat het werkwoordelijk gezegde is.
  • Ik weet wat een bijvoeglijknaam woord is

Slide 4 - Tekstslide

Benoem het WWG
Ze wilde met een mes een gaatje in haar riem maken.

Slide 5 - Open vraag

Benoem het WWG
Toen is haar mes uitgeschoten.

Slide 6 - Open vraag

Benoem het WWG
Ze kreeg het mes in haar lies.

Slide 7 - Open vraag

Benoem de PV en WWG
Gelukkig is het goed met haar afgelopen.

Slide 8 - Open vraag

Lesdoel
  • Ik weet hoe ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd: Hij vorm schrijf.
  • Ik weet wat een heel werkwoord is.
  • Ik weet wat d werkwoorden zijn.
  • Ik weet hoe ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd moet spellen




Slide 9 - Tekstslide

De persoonsvorm kent drie vormen
Hele werkwoord: roepen, brengen
Stam ( -en) : roep, breng
Ik vorm : ik roep, ik breng



Let op! ( Soms moet je een klinker verdubbelen of een medeklinker weghalen)
Hele werkwoord: lopen, trekken
Stam ( -en): lop, trekk
Ik vorm : ik loop, ik trek

Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm t.t.
Ik vorm:  Loop                                        groei
Hij vorm: loopt ( ik vorm +t)             groeit
Wanneer schrijf je de hij vorm?
  • hij,zij of het voor of achter de pv. ( hij- Omar, Zij- mijn zus)
  • je of jij voor de pv ( Jij maakt een salto)




Slide 11 - Tekstslide

D - werkwoorden
Bieden, leiden, antwoorden, verspreiden, vinden zijn d-werkwoorden.
Let maar op! 
ik bied, ik leid, ik antwoord, ik verspreid, ik vind

Bij de hij- vorm komt er nog een -t achter de -d. Let bij d- werkwoorden dus goed op. Ik vind - hij vindt

Slide 12 - Tekstslide

Persoonsvorm t.t. meervoud
Wij vorm = hele werkwoord
Dus: 
Wij maken een salto.
Jullie maken een salto
Maken zij een salto.
In plaats van zij kan er ook staan: de leerlingen, opa en oma, enz.

Slide 13 - Tekstslide

Grenzen aan zinnen
Aan het begin van de zin zet je een hoofdletter.
Aan het eind van een zin zet je een punt, vraagteken of uitroepteken.
Voorbeeld:

Mark eet zijn broodje lekker op. ( gewone zin)
Slaapt Bonice vannacht bij Miranda? ( vraag zin)
Blijf van die spullen af! ( uitroep)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Aan de slag

Spelling 3.3 kopie opdracht: alle opdrachten


timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

  • Ik weet hoe ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd: Hij vorm schrijf.
  • Ik weet wat een heel werkwoord is.
  • Ik weet wat d werkwoorden zijn.

Slide 18 - Tekstslide