3.3 Spelling KGT

3.3 Spelling (KGT)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3.3 Spelling (KGT)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen!
  • Huiswerk bespreken
  • Terugblikken op de vorige les
  • Lesdoel bespreken
  • Uitleg
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken!
4.2 Grammatica (gele snelhechter)
opdrachten 1 t/m 8

3.2 Grammatica (gele snelhechter)
opdrachten 7, 8 en 10

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Ik weet dat de persoonsvorm niet altijd te vinden is met de pv proef.


Ik weet wat het werkwoordelijk gezegde is.

Slide 4 - Tekstslide

Benoem het WWG
Ze wilde met een mes een gaatje in haar riem maken.

Slide 5 - Open vraag

Benoem het WWG
Toen is haar mes uitgeschoten.

Slide 6 - Open vraag

Benoem het WWG
Ze kreeg het mes in haar lies.

Slide 7 - Open vraag

Benoem de PV en WWG
Gelukkig is het goed met haar afgelopen.

Slide 8 - Open vraag

Lesdoel
Ik weet hoe ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd: Hij vorm schrijf.

Ik weet wat een heel werkwoord is.

Ik weet wat d werkwoorden zijn.





Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm t.t.
Ik vorm:  Loop                                        groei
Hij vorm: loopt ( ik vorm +t)             groeit
Wanneer schrijf je de hij vorm?
  • hij, zij of het voor of achter de pv. ( hij- Omar, Zij- mijn zus)
  • je of jij voor de pv ( Jij maakt een salto)




Slide 10 - Tekstslide

D - werkwoorden
Bieden, leiden, antwoorden, verspreiden, vinden zijn 
d-werkwoorden.
Let maar op! 
ik bied, ik leid, ik antwoord, ik verspreid, ik vind

Bij de hij- vorm komt er nog een -t achter de -d. Let bij d- werkwoorden dus goed op. Ik vind - hij vindt

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm t.t. meervoud
Wij vorm = hele werkwoord

Dus: 
Wij maken een salto.
Jullie maken een salto
Maken zij een salto.
In plaats van zij kan er ook staan: de leerlingen, opa en oma, enz.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Aan de slag

Lezen: Alles behalve grenzen aan zinnen.

Maken opdracht 1 t/m 6

Slide 15 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Ik weet hoe ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd: Hij vorm schrijf.

Ik weet wat een heel werkwoord is.

Ik weet wat d werkwoorden zijn.


Slide 16 - Tekstslide