herhaling bvnw + trappen van vergelijking

l'adjectif qualificatif
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over dingen of personen, bijv: de blauwe auto
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

l'adjectif qualificatif
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over dingen of personen, bijv: de blauwe auto

Slide 1 - Tekstslide

C'est une .... maison
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 2 - Quizvraag

vertaal:
de kleine jongen (le garçon)

Slide 3 - Open vraag

l'adjectif qualificatif
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan aan het zelfstandig naamwoord:

le grand homme
la grande femme
deux grands hommes
deux grandes femmes

Slide 4 - Tekstslide

J'ai deux cousines ...
A
italien
B
italienne
C
italiens
D
italiennes

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal:
de goede cijfers (la note)

Slide 6 - Open vraag

l'adjectif qualificatif
De volgende uitgangen hebben een onregelmatige vrouwelijke vorm:
-on              :       bon / bonne / bons / bonnes
-en              :       italien / italienne / italiens / italiennes
-eux            :       amoureux / amoureuse / amoureux / amoureuses
-f                  :        actif / active / actifs / actives
-er               :        premier / première / premiers / premières

Slide 7 - Tekstslide

Tu as un ... vélo?
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 8 - Quizvraag

vertaal:
Ik heb een oude oma.

Slide 9 - Open vraag

l'adjectif qualificatif
Bijna alle bvnw-en staan achter het zelfstandig naamwoord.  De volgende staan er echter vóór :
jong        jeune                     oud          vieux/vieille      
mooi      joli(e)                      klein        petit(e)
mooi      beau/belle            dik           gros/grosse
goed      bon(ne)                  slecht     mauvais(e)
groot      grand(e)                nieuw      nouveau/nouvelle
lang        long/longue         hoog       haut(e)

Slide 10 - Tekstslide

formule
moins/aussi/plus     +     bvnw     +      que/qu'

Slide 11 - Tekstslide

Max is groter dan Jan.

Slide 12 - Open vraag

Eva is minder groot dan Anne.

Slide 13 - Open vraag

Mijn broers zijn even groot als mijn vader.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide