Simple Past

Learning a new tense:
Present Simple:
I .....      (to walk) to school
She ....        (to go) to piano practise.
Past Simple:
I .....          (to walk) to school yesterday.
A long time ago, I ......        (to go) to piano practise.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Learning a new tense:
Present Simple:
I .....      (to walk) to school
She ....        (to go) to piano practise.
Past Simple:
I .....          (to walk) to school yesterday.
A long time ago, I ......        (to go) to piano practise.

Slide 1 - Tekstslide

Talking about time
Now (dingen die nu gebeuren)
Present Simple & Present Continuous
Present
 Future
Tomorrow (de toekomst)
Komt nog :-)
Past
Past (dingen die gebeurd zijn.)
Past Simple

Slide 2 - Tekstslide

Praten over het verleden.
Vaak (niet altijd) met een tijdsbepaling
I talked to Jim this morning.
We watched the match yesterday.
A long time ago, I played football.
They danced at the party three days ago.

De tijdsbepaling kan voor én achter aan de zin.






Slide 3 - Tekstslide

The rule:
Past Simple = stam werkwoord + -ed

We played games all night.
I walked to school yesterday.




Slide 4 - Tekstslide

Belangrijke uitzonderingen
  • Werkwoorden die al eindigen op -e krijgen alleen een -d.                                Vb: We baked a delicious cake.
  • Werkwoorden die eindigen op een -c krijgen -ked erachter.                         Vb: She panicked when she heard the news.
  • Werkwoorden die eindigen op een -y met een medeklinker ervoor krijgen -ied. Vb: They married last month.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

We (to marry) last week.
A
marryed
B
maryed
C
married

Slide 7 - Quizvraag

Sem and Bart (to talk) about kittens yesterday.
A
talked
B
talkd
C
talkied

Slide 8 - Quizvraag

Fay and Livia (to play) a video game in class.
A
played
B
plaied
C
playied

Slide 9 - Quizvraag

The students (to bake) a cake in class last week.
A
bakeed
B
bakied
C
baked
D
bakkeed

Slide 10 - Quizvraag

We (to panic) when our car broke.

Slide 11 - Open vraag