In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
thema 5 belangrijke woorden en toets
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud van de les
Inleiding
Quizlet
Instructie van de opdracht
Toets belangrijke woorden
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
ken ik de belangrijke woorden van het thema werk
Slide 3 - Tekstslide
Instructie
Ga naar Quizlet https://quizlet.com/join/Suxwje6DY?i=5eq1z8&x=1rqt
Ga de belangrijke woorden leren in Quizlet
Kies zelf hoe je in Quizlet wil leren
Oefen 20 minuten de woorden in Quizlet
Maak de toets over de belangrijke woorden De toets doen we klassikaal om........
Slide 4 - Tekstslide
Maak de toets
Schrijf je naam bovenop het blad
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Welke zin past bij deze foto?
A
Een werkgever moet jou het minimumloon betalen.
B
Als je, je niet aan de regels houdt krijg je problemen.
C
Het kan lastig zijn om als werknemer op te komen voor je rechten.
Slide 7 - Quizvraag
Wat gebeurt er tijdens een sollicitatiegesprek?
A
Het bedrijf kijkt of je geschikt bent voor de baan.
B
Het bedrijf leert je dan hoe het is daar te werken.
C
Het bedrijf stelt je contract op.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is ook alweer de betekenis van CV?
Een CV
A
Colommus verticale
B
Celabel vitomnomos
C
Curriculum vitae
D
Certifici variabel
Slide 9 - Quizvraag
Wat staat er in een contract?
A
Hoeveel je verdient.
B
Met wie je gaat samenwerken.
C
Wanneer je moet werken.
D
Welke ervaring je hebt.
Slide 10 - Quizvraag
Dit is een bord met:
A
Rechten
B
Plichten (regels)
Slide 11 - Quizvraag
Hakim zit nog op school, maar gaat twee dagen per week naar een bouwmarkt. Hij leert daar wat het werk inhoudt en hoe het is om bij een bouwmarkt te werken.
Welk zin is waar?
A
Hakim loopt stage
B
Hakim is werkgever
C
Hakim is lid van een vakbond
D
Hakim is werknemer
Slide 12 - Quizvraag
Fleur zit nog op school, maar gaat twee dagen per week naar een supermarkt. Fleur werkt hier achter de kassa en verdient zo een centje bij.
A
Fleur loopt stage
B
Fleur is werkgever
C
Fleur is lid van een vakbond
D
Fleur is werknemer
Slide 13 - Quizvraag
Wat doet een vakbond?
A
die maken je contract
B
zij delen de huisregels uit
C
je baas bellen als het onveilig is
D
opkomen voor jouw rechten
Slide 14 - Quizvraag
Een vakbond komt op voor de rechten van de werknemer. Je bent verplicht om lid te worden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Voor wie is een CV?
CV
A
voor jezelf
B
voor de werkgever
C
voor je vrienden
D
voor je ouders
Slide 16 - Quizvraag
In een CV staat
A
persoonsgegevens en een verklaring van goed gedrag
B
werkervaring en hobby's en wensen voor de baan
C
Persoonsgegevens, werkervaring, opleiding en hobby's
D
Een verhaal over jouw leven.
Slide 17 - Quizvraag
Het geld wat je op je rekening krijgt van je werkgever is je:
A
Brutoloon
B
Belasting
C
Premie
D
Nettoloon
Slide 18 - Quizvraag
Als werkgever moet je de werknemer tenminste het minimumloon uitbetalen.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 19 - Quizvraag
Een vacature is
A
een advertentie voor een beschikbare baan
B
Een papier met afspraken over de baan
C
Een gesprek waarin je zelf presenteert
D
Een advertentie voor werkkleding.
Slide 20 - Quizvraag
Nick werkt vier dagen per week als bezorger. Is hij een werknemer of een werkgever?
A
werknemer
B
werkgever
Slide 21 - Quizvraag
Het geld wat je op je rekening krijgt van je werkgever is je:
A
Brutoloon
B
Belasting
C
Premie
D
Nettoloon
Slide 22 - Quizvraag
als je bij de Kruidvat werkt als bijbaan, ben je een werkgever
A
juist
B
niet juist
Slide 23 - Quizvraag
Welke volgorde is goed.
A
advertentie, solliciteren, sollicitatiegesprek, werk