Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.
Slide 4 - Tekstslide
Meet apparatuur
• Hoelang iets duurt, meet je met een klok.
• Hoe lang iets is, meet je met een liniaal.
• Hoe warm het is, meet je met een thermometer.
• Hoeveel iets weegt, meet je met een weegschaal.
Slide 5 - Tekstslide
Analoog
De oventhermometer heeft een wijzer die draait langs een plaat met streepjes en getallen. Dit is de schaalverdeling.
Meetapparaten met een wijzer en een schaalverdeling noem je analoog.
Slide 6 - Tekstslide
Digitaal
De koortsthermometer heeft cijfers op een schermpje.
Een meetapparaat met cijfers op een scherm noem je digitaal.
Slide 7 - Tekstslide
Eenheid
Je zegt niet: “Ik ben met dit werkstuk 12 bezig geweest.” Je zegt: ‘12 minuten’ of ‘12 uur’ of ‘12 dagen’. De woorden achter 12 noem je de eenheid. De eenheid is de hoeveelheid of maat waarin je iets meet.
De eenheid geeft het getal een betekenis.
Slide 8 - Tekstslide
Grootheid
Bij tijd kun je verschillende eenheden gebruiken. Bijvoorbeeld minuten, uren, dagen of weken. Dit zijn allemaal eenheden van tijd. Lengte heeft ook zijn eigen eenheden. Zo is de lengte van Melissa 154 centimeter. En is de lengte van het schoolplein 30 meter.
Tijd en lengte zijn de dingen die je meet. Tijd en lengte zijn voorbeelden van grootheden.
Een grootheid is een eigenschap die je meet. Iedere grootheid heeft zijn eigen eenheden.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Massa
Met een weegschaal kun je de massa van een voorwerp of van een hoeveelheid stof bepalen.
De massa is de hoeveelheid stof in gram (g) of kilogram (kg). Massa is niet hetzelfde gewicht
Slide 11 - Tekstslide
Volume
Cola is een vloeistof. Je kunt meten hoeveel cola in een glas zit. Je meet dan het volume van de cola.
Het volume is de ruimte die een vloeistof of een voorwerp inneemt.
Volume is niet hetzelfde als inhoud
Slide 12 - Tekstslide
Vragen?
Slide 13 - Tekstslide
Opdrachten
Noteer de resultaten
Meet hoelang je de leerling naast je zijn/haar adem kan inhouden