Rechsstaat en democratie 1848-1917

Themakatern: Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland

Hoofdvraag: Hoe zijn in Nederland vanaf 1780 een rechtsstaat en een parlementaire democratie ontstaan? 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Themakatern: Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland

Hoofdvraag: Hoe zijn in Nederland vanaf 1780 een rechtsstaat en een parlementaire democratie ontstaan? 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Democratische rechtsstaat en democratie 1848-1917

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstand 1848
  • Hongersnood, armoede en ontevredenheid met de conservatieve regeringen leidde tot opstanden in de hoofdsteden van bijna alle koninkrijken in Europa.







  • Frankrijk wordt als gevolg van de opstanden opnieuw een Republiek. Nederland krijgt een grondwetshervorming
  • Denk eraan: De burgerij wil juist niet dat arbeiders teveel politieke macht en invloed krijgen

Conservatieven (Adel en koningen)
De Burgerij
Arbeiders
Beperken politieke macht burgerij en arbeiders: alles houden zoals het is!
Meer politieke rechten voor zichzelf, o.a. stemrecht!
Betere rechten, leefomstandigheden en politieke invloed

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nieuwe grondwet (1848)
  • Belangrijkste kenmerken:
  1. Macht aan het parlement: Tweede Kamer direct gekozen, Eerste Kamer via Provinciale Staten
  2. Ministeriele verantwoordelijkheid: ministers moeten verantwoording afleggen aan de Tweede Kamer
  3. Koning ‘onschendbaar’: ministers aansprakelijk voor handelen van de vorst
  4. Klassieke grondrechten: vrijheid van godsdienst, mening, pers, vereniging en vergadering
  5. Scheiding tussen kerk en staat! De kerk mag geen invloed hebben op het bestuur; zo blijft de burger vrij.
MAAR: geen algemeen, maar censuskiesrecht:  ‘politiek is voorbehouden aan het verlichte, vermogende deel der natie"

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Democratisch?
“Met de grondwetswijziging van 1848 zorgde Thorbecke voor een modern parlementair stelsel, maar géén parlementaire democratie”
Om drie redenen was Nederland nog niet echt democratisch:
  1. Censuskiesrecht: alleen een klein deel van de rijke mannen had kiesrecht.
  2. Er waren geen politieke partijen. Nederland was verdeel in een districtenstelsel.
  3. De koning werkte niet mee: Koning Willem II overleed al snel en zijn zoon Willem III haatte de grondwet.

Tussen 1848 en 1868 waren er vaak ruzies tussen de koning en de Tweede Kamer. Willem III wilde dat het parlement zich alleen met binnenlandse zaken bemoeide en niet met buitenlandse politiek (vb.: kolonies)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strijd tussen koning en Parlement
  • Willem II zei volgens de overleveringen op 13 maart 1848:   “Ik ben in 24 uur van zeer conservatief zeer liberaal geworden”.
  • Zijn zoon, WIllem III, accepteerde de nieuwe grondwettelijke situatie niet.
  • De koning verzette zich hevig tegen zijn nieuwe machtsbeperkingen en de ' ministeriele verantwoordelijkheid'  zorgde ervoor dat het Parlement meerdere malen werd ontbonden en dat er opnieuw verkiezingen moesten komen.
  • Goed voorbeeld: de aprilbeweging van 1853:
  • Op basis grondwet mogen Katholieken weer bisdommen opereren in Nederland. Protestanten waren het hier niet mee eens. De koning had publiekelijk sympathie voor de protestanten, dus tegen de kamer!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scheiding kerk en staat
  • In de grondwet van 1848 stond dat kerk en staat gescheiden moesten zijn. Dat betekent dat het geloof in Nederland geen invloed mocht hebben op de staat.
  • Dit betekende
  1. Introeuctie vrijheid van geloof: iedereen mocht nu het (Christelijke geloof) beleiden dat ze wilden. Gevolg: Katholieken mochten weer hun eigen kerken en bisdommen instellen.
  2. Geen financiering meer voor onderwijs dat zich baseerde op geloof of de bijbel. Alleen openbare seculiere scholen kregen financiele steun van de overheid. Dit zorgde voor veel politieke spanningen. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 9 - Video

Sociale Kwestie
0

Slide 10 - Video

Censuskiesrecht en de nieuwe kieswet van 1896
Wat is de schoolstrijd?
  • De schoolstrijd is een politieke strijd die na 1848 ontstond over de financiering van onderwijs.
  • Door de scheiding van kerk en staat financierde de overheid geen scholen op geloofsbasis meer.
  • De overheid betaalde wel seculiere scholen via belasting.
  • Dit zette kwaad bloed bij protestanten en katholieken, die politiek gingen samenwerken als de ' confessionelen'. Zij wilde dat ook hun scholen betaald werden door de overheid; zij betaalden immers al belasting!
  • De schoolstrijd werd in 1917 opgelost: sindsdien worden alle scholen betaald vanuit de overheid

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de strijd om kiesrecht?
  • De strijd om kiesrecht tussen 1848-1917 ging over wie er nu wel en niet mocht stemmen in de Nderlandse samenleving.
  • De uitgangspositie in 1848 was censuskiesrecht.
  • Percentage kiezers:
  1. 1850 --> 10,8%
  2. 1860 --> 10,7%
  3. 1870 --> 11,1%
  4. 1880 --> 12,1%
  • Ook had Nederland tot 1918 officieel een districtenstelsel.
  • In 1896 werd de nieuwe kieswet geintroduceerd. Mannen konden op meer manieren nu voldoen aan het census en dus stemmen. Toch was dit nog steeds maar 25% van de mannelijke bevolking.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gelijkheid?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gelijkwaardigheid?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan er gelijkheid zijn zonder gelijkwaardigheid?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies