3.5 Versnelling

2.5 Versnelling
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.5 Versnelling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan a = Δv/Δt toepassen
  • ​​Ik kan F = m x a toepassen. 
  • ik ken de betekenis van versnelling, omgekeerd evenredig, rolweerstand en luchtweerstand. 


Slide 2 - Tekstslide

Een auto die versnelt.
Hij rijdt na 1 seconden 2m/s.
Hij rijdt na 2 seconden 4 m/s. 
Hij rijdt na 3 seconden 6 m/s.

Wat is dan de versnelling van de auto?

Slide 3 - Tekstslide

Een auto die versnelt.
Hij rijdt na 1 seconden 2m/s.
Hij rijdt na 2 seconden 4 m/s. 
Hij rijdt na 3 seconden 6 m/s.

Wat is dan de versnelling van de auto?
2 m/s2

Slide 4 - Tekstslide

Een andere auto die versnelt.
Een andere auto rijdt na 9,0 seconden 40 m/s.

Slide 5 - Tekstslide

Een andere auto die versnelt.
Een andere auto rijdt na 9,0 seconden 40 m/s.
We berekenen de versnelling door het verschil in snelheid te delen door de tijd die daar voor nodig is. 
Dit schrijven we als a = Δv/Δt.   (Δ, delta betekent verschil)

De versnelling is nu dus a = 40/9,0 = 4,4 m/s2

Slide 6 - Tekstslide

De versnelling
a = Δv/Δt

a      is de versnelling in m/s2
Δv   is de snelheids verandering veind - vbegin in m/s
Δt    is de tijdsduur in seconden

Slide 7 - Tekstslide

Vertraging
Als veind  kleiner is dan vbegin is er sprake van vertraging. 
De versnelling is dan negatief. 

Slide 8 - Tekstslide

Kracht en versnelling
Als er een resulterende kracht naar voren is, gaat de trein versnellen.


Slide 9 - Tekstslide

Kracht en versnelling
Als er een resulterende kracht naar voren is, gaat de trein versnellen.
Als de resulterende kracht  gelijk is aan 0, blijft de snelheid constant.


Slide 10 - Tekstslide

Kracht en versnelling
Als er een resulterende kracht naar voren is, gaat de trein versnellen.
Als de resulterende kracht  gelijk is aan 0, blijft de snelheid constant.
Als er een resulterende kracht is tegen de bewegingsrichting in, dan remt de trein af. 

Slide 11 - Tekstslide

De versnelling a, hangt af van de massa m van een voorwerp en de resultante kracht F.

 

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen met versnelling
De versnelling a, hangt af van de massa m van een voorwerp en de resultante kracht F.

 Als de resulterende kracht groter wordt, dan wordt de versnelling ook groter. Dit is een recht evenredig verband. 

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met versnelling
De versnelling a, hangt af van de massa m van een voorwerp en de resultante kracht F.

 Als de resulterende kracht groter wordt, dan wordt de versnelling ook groter. Dit is een recht evenredig verband. 

Als de massa groter wordt, wordt de versnelling minder. Dit is een omgekeerd evenredig verband. Deze verbanden schrijven we als F = m x a

Slide 14 - Tekstslide

F = m x a
F    is de resulterende kracht in Newton
m  is de massa in kg
a    is de versnelling in m/s

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Rol- en luchtweerstand
Om met een constante snelheid te bewegen, moet de voorwaartse kracht even groot zijn als de achterwaartse kracht.

Voertuigen op wielen hebben last van twee soorten weerstand.
Rolweerstand en luchtweerstand

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken: paragraaf 2.5 blz 68. (Nog geen huiswerk voor vrijdag)
Hoe: fluisterend overleggen
Vraag: kijk in de tekst, anders vinger opsteken
Tijd: ...


timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan a = Δv/Δt toepassen
  • ​​Ik kan F = m x a toepassen. 
  • ik ken de betekenis van versnelling, omgekeerd evenredig, rolweerstand en luchtweerstand. 


Slide 19 - Tekstslide

De versnelling
a = Δv/Δt

a      is de versnelling in m/s2
Δv   is de snelheids verandering veind - vbegin in m/s
Δt    is de tijdsduur in seconden

Slide 20 - Tekstslide

Een sprinter versnelt na de start in 4 seconden van o naar 10 m/s.
Wat is zijn versnelling?

Slide 21 - Tekstslide

Kracht en versnelling
Als er een resulterende kracht naar voren is, gaat de trein versnellen.
Als de resulterende kracht  gelijk is aan 0, blijft de snelheid constant.
Als er een resulterende kracht is tegen de bewegingsrichting in, dan remt de trein af. 

Slide 22 - Tekstslide

F = m x a
F    is de resulterende kracht in Newton
m  is de massa in kg
a    is de versnelling in m/s

Slide 23 - Tekstslide

De camera naast de sprinters heeft dezelfde versnelling. De camera weegt 50 kg. Wat is de resulterende kracht op de camera?

Slide 24 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken: paragraaf 2.5 blz 68. 
Hoe: fluisterend overleggen
Vraag: kijk in de tekst, anders vinger opsteken
Tijd: ...


timer
1:00

Slide 25 - Tekstslide

Rood-Blauw-Geel
Steek na het aftellen het kaartje met je antwoord omhoog
Goed? Blijven staan
Fout? Dan ga je zitten

We gaan door tot 1 winnaar of tot de vragen op zijn

Slide 26 - Tekstslide

Rol- en luchtweerstand
Rol weerstand is de weerstand op het rollen van de wielen. Hoe harder de ondergrond en de banden, hoe kleiner de rolweerstand. 

Luchtweerstand ontstaat door de kracht van bewegende lucht. Hoe hoger de snelheid, hoe hoger de luchtweerstand. 

Slide 27 - Tekstslide

Oefenvraag: wat is de waarde van g?
Rood: g = 98 m/s2

Blauw: g = 9.8 m/s2

Geel: g = 1 m/s2

Slide 28 - Tekstslide

Oefenvraag: wat is de waarde van g?
Rood: g = 98 m/s2

Blauw: g = 9.8 m/s2

Geel: g = 1 m/s2

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de formule voor versnelling?
Rood: a = Δt/Δv

Blauw: a = Δv/Δt

Geel: v = Δa/Δt

Slide 30 - Tekstslide

Wat is de formule voor versnelling?
Rood: a = Δt/Δv

Blauw: a = Δv/Δt

Geel: v = Δa/Δt

Slide 31 - Tekstslide

Een trein rijdt met een constante snelheid. Welke richting werkt de resulterende kracht?
Rood: De resulterende kracht is 0, dus heeft geen richting.

Blauw: De trein beweegt dus de resulterende kracht werkt in de richting van de beweging. 

Geel: De resulterende kracht werkt naar achteren door de wrijvingskracht. 

Slide 32 - Tekstslide

Een trein rijdt met een constante snelheid. Welke richting werkt de resulterende kracht?
Rood: De resulterende kracht is 0, dus heeft geen richting.

Blauw: De trein beweegt dus de resulterende kracht werkt in de richting van de beweging. 

Geel: De resulterende kracht werkt naar achteren door de wrijvingskracht. 

Slide 33 - Tekstslide

Het verband tussen de resulterende kracht, de massa en de versnelling is: F = m x a.
Welke 2 onderdelen van de formule hebben een omgekeerd evenredig verband? (als de 3e gelijk blijft)

Rood: De kracht F en de massa m

Blauw: De versnelling a en de kracht F

Geel: De versnelling a en de massa m

Slide 34 - Tekstslide

Het verband tussen de resulterende kracht, de massa en de versnelling is: F = m x a.
Welke 2 onderdelen van de formule hebben een omgekeerd evenredig verband? (als de 3e gelijk blijft)

Rood: De kracht F en de massa m

Blauw: De versnelling a en de kracht F

Geel: De versnelling a en de massa m

Slide 35 - Tekstslide

Een sporter trekt aan een touw met een gewicht. Het gewicht heeft een massa van 20 kg. Het gewicht wordt versnelt met 3 m/s2. Wat is de resulterende kracht op het gewicht?

Rood: 6,66 Newton

Blauw: 60 Newton

Geel: 17 Newton

Slide 36 - Tekstslide

Een sporter trekt aan een touw met een gewicht. Het gewicht heeft een massa van 20 kg. Het gewicht wordt versnelt met 3 m/s2. Wat is de resulterende kracht op het gewicht?

Rood: 6,66 Newton

Blauw: 60 Newton

Geel: 17 Newton

Slide 37 - Tekstslide

Max verstappen versnelt aan het begin van de race in 3 seconden naar 36 m/s. Wat is zijn versnelling?

Rood: 33 m/s2

Blauw: 108 m/s2

Geel: 12 m/s2

Slide 38 - Tekstslide

Max verstappen versnelt aan het begin van de race in 3 seconden naar 36 m/s. Wat is zijn versnelling?

Rood: 33 m/s2

Blauw: 108 m/s2

Geel: 12 m/s2

Slide 39 - Tekstslide

Een vader en een zoon zitten tegenover elkaar op een wip-wap. De wip-wap is in evenwicht. De vader weegt 80 kg. De zoon zit twee keer zo ver van het midden als de vader. Hoeveel weegt de zoon?

Rood: 80 kg

Blauw: 40 kg

Geel: Dat kan je niet weten zonder de arm precies te weten

Slide 40 - Tekstslide

Een vader en een zoon zitten tegenover elkaar op een wip-wap. De wip-wap is in evenwicht. De vader weegt 80 kg. De zoon zit twee keer zo ver van het midden als de vader. Hoeveel weegt de zoon?

Rood: 80 kg

Blauw: 40 kg

Geel: Dat kan je niet weten zonder de arm precies te weten

Slide 41 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan a = Δv/Δt toepassen
  • ​​Ik kan F = m x a toepassen. 
  • ik ken de betekenis van versnelling, omgekeerd evenredig, rolweerstand en luchtweerstand. 


Slide 42 - Tekstslide