Nederlands werkwoordspelling t.t., v.t. en volt. dw.

Wat gaan we doen?
  • Herhalen werkwoordsspelling van de persoonsvorm in de t.t. 
  • Uitleg werkwoordspelling van het voltooid deelwoord.
  • Opdrachten maken
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  • Herhalen werkwoordsspelling van de persoonsvorm in de t.t. 
  • Uitleg werkwoordspelling van het voltooid deelwoord.
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
  • Kun je elke persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen.
  • Kun je elke persoonsvorm in de verleden tijd goed spellen.
  • Kun je het voltooid deelwoord in een zin goed spellen.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 4 - Quizvraag

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 5 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

vt:
Hij (fietsen) ...... naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten

Slide 8 - Quizvraag

vt:
Hij (antwoorden) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoortte

Slide 9 - Quizvraag

vt:
De bus (vertrekken) ..... om 8 uur.
A
vertrekt
B
vertrekte
C
vertrok
D
vertrokte

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Hij heeft gisteren goed (luisteren)
A
geluistert
B
geluisterd

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb mijn spullen (verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist

Slide 13 - Quizvraag

Het was veel werk, maar ik had er ook hard voor (werken)
A
gewerkt
B
gewerkd

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag
  • Maak paragraaf 1.8 Spelling
opdracht 1 t/m 7

Ben je klaar? Lees uit je leesboek..

Slide 15 - Tekstslide

Evaluatie
  • Kun je elke persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen?
  • Kun je elke persoonsvorm in de verleden tijd goed spellen?
  • Kun je het voltooid deelwoord in een zin goed spellen?

Slide 16 - Tekstslide