,

WK 18: Les 1 (herhaling grammatica red.)

Welkom!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Vooruitblik
Lesdoelen
Herhaling grammatica met Kahoot
Zelf aan de slag op de laptop
Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Vooruitblik
      - Toets grammatica 
         --> over 3 weken
      - Inhalers/herkansers leestoets
         --> apart afspraak maken
      - Leesboeken weer mee?
      - Actualiteiten bijhouden :-)


Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen (herhaling)
Aan het eind van deze les...

  • ... heb je je basiskennis van grammatica redekundig ontleden opgefrist.
  • ... kun je het wwg, ond, lv, mv, bwb en bvb  benoemen met
      behulp van een stappenplan.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Zelf aan de slag
Maken: 
- Online opdrachten in LessonUp
of:
- Opdr 1  t/m 3 van het oefenboekje grammatica (zie It's Learning)

Af? Kijk je werk na. 


timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan gramm. redekundig 
1.  Zoek het werkwoordelijk gezegde (PV + OVERIGE WW'EN)
2. Knip de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp (WIE?)
4. Zoek het lijdend voorwerp (WAT?)
5. Zoek het meewerkend voorwerp (AAN/VOOR WIE?)
6. Zoek de bijwoordelijke bepaling (WANNEER, WAAROM, HOE?)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Kun je de zinsdelen benoemen?
''De modestudenten tonen donderdag hun collectie aan het publiek.''

wwg - ond - lv - mv - bwb

Slide 16 - Tekstslide

Samenvatting grammatica
  • Heb je moeite met het benoemen van een zinsdeel? Bekijk HIER de samenvatting van grammatica redekundig (TIP!).

  • Blijf je het lastig vinden? Bekijk dan één (of meerdere) van de instructiefilmpjes op de volgende slides.
 
  • Na het bekijken van ieder filmpje, maak je de bijbehorende oefeningen (volgende slide).

Slide 17 - Tekstslide

Zinsdeelproef
- Bekijk hier het filmpje over het toepassen van de zinsdeelproef. Doe je oortjes in tijdens het kijken en luisteren!

- Maak vervolgens de volgende opdracht:

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
- Bekijk hier het filmpje over het werkwoordelijk gezegde (WWG). Doe je oortjes in tijdens het kijken en luisteren!

- Maak vervolgens de volgende opdracht:

Slide 19 - Tekstslide

Onderwerp
- Bekijk hier het instructiefilmpje over het onderwerp (OND). Doe je oortjes in tijdens het kijken en luisteren!

- Maak vervolgens (één van) de volgende opdrachten:

Slide 20 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
- Bekijk hier het filmpje over het lijdend voorwerp (LV). Doe je oortjes in tijdens het kijken en luisteren!

- Maak vervolgens (één van) de volgende opdrachten:

Slide 21 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
- Bekijk hier het instructiefilmpje over het meewerkend voorwerp. Doe je oortjes in tijdens het kijken en luisteren!

- Maak vervolgens (één van) de volgende opdrachten:

Slide 22 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
- Bekijk hier het instructiefilmpje over de bijwoordelijke bepaling (BWB). Doe je oortjes in tijdens het kijken en luisteren!

- Maak vervolgens (één van) de volgende opdrachten:

Slide 23 - Tekstslide

Plusopdrachten
1. Maak de sleepoefening.
2. Maak de quizopdrachten (volgende dia's).
2. Maak, om een klasgenoot te testen, uitdagende en originele quizvragen over de zinsontleding (pv, wwg, ond, lv, mv en bwb). Je mag daarvoor gebruik maken van Kahoot (let op: je hebt wel een account nodig!)
-> stuur je quizvragen naar: i.jeleskovic@ovc.asg.nl

Slide 24 - Tekstslide

Uit (minimaal) hoeveel zinsdelen bestaat het bouwplan van het werkwoord '' breken''?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag

Uit (minimaal) hoeveel zinsdelen bestaat het bouwplan van het werkwoord '' ontploffen''?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quizvraag

Uit (minimaal) hoeveel zinsdelen bestaat het bouwplan van het werkwoord '' bestellen''?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quizvraag

Uit (minimaal) hoeveel zinsdelen bestaat het bouwplan van het werkwoord '' opdragen''?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quizvraag

Uit (minimaal) hoeveel zinsdelen bestaat het bouwplan van het werkwoord '' verwijten''?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Uit (minimaal) hoeveel zinsdelen bestaat het bouwplan van het werkwoord '' uitslapen''?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quizvraag

Uit (minimaal) hoeveel zinsdelen bestaat het bouwplan van het werkwoord '' componeren''?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quizvraag

Bijstelling
  • Een bijstelling is géén apart zinsdeel.
  • De bijstelling staat vrijwel altijd tussen 2 komma's en achter    het zelfstandig naamwoord.
  • Een bijstelling noemt dezelfde zaak of persoon nog een keer,
       maar dan met andere woorden


De Maastoren, het hoogste gebouw van Nederland, | staat | in Rotterdam. 

Slide 32 - Tekstslide

Bijstelling
Een bijstelling kun je gebruiken om extra informatie over een persoon te geven.

Bijvoorbeeld:
  • Het eten werd gekookt door Max, onze buurjongen
  • Het eten werd gekookt door Max, de voormalige     burgemeester
  • Het eten werd gekookt door Max, de beroemde kok van   hiernaast.

Slide 33 - Tekstslide

 BVB vs. Bijstelling
Een bijstelling staat direct achter een zelfstandig naamwoord en geeft een verklarende toevoeging over het zelfstandig naamwoord.

Het verschil met een bijvoeglijke bepaling is dat:

- een bijstelling direct achter het zelfstandig naamwoord staat,
- een bijstelling nooit een werkwoordsvorm bevat,
- en daarbij staat een bijstelling vrijwel altijd tussen komma's.

Slide 34 - Tekstslide

Sneeuwwitje, de prinses uit het sprookje, is het allermooist.
de prinses uit het sprookje =
A
een bijvoeglijke bepaling
B
bijstelling

Slide 35 - Quizvraag

Extra oefeningen
1.  Bestudeer nogmaals de theorie op blz. 21.

2. Maak daarna de volgende oefening over de bijstelling:  extra oefening.

3. Af? Ga verder met de blauwe (quiz)vragen.

4. Af?  Ga verder met één van de plusopdrachten (paars).



Slide 36 - Tekstslide

Is hier sprake van een bijstelling?


De directeur, dhr. Swinkels, hield een toespraak in de kantine.
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quizvraag

Is hier sprake van een bijstelling?


De schaakclub 'Slimme denkers', had vorige week een wedstrijd.
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quizvraag

Is hier sprake van een bijstelling?


Mireille, mijn buurmeisje, heeft nu ook griep.
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quizvraag

Is hier sprake van een bijstelling?


Hij is enkele jaren getrouwd geweest.
A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quizvraag

Plusopdrachten
-  Maak één of meer van de volgende plusopdrachten: 

    Plusopdracht 1  --------------->
    Plusopdracht 2 --------------->
    Plusopdracht 3 --------------->


Let op! Bij NG, WD, ND en VV vul je in: ''niet''. Deze zinsdelen hoef je nog niet te kennen.

Slide 41 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp
  • Het voorzetselvoorwerp (vzv) begint altijd met een voorzetsel.   Dit voorzetsel is een vast voorzetsel bij een zelfstandig   werkwoord van de zin. 

  • Je kunt het niet of bijna niet vervangen door een ander voorzetsel.

  - In dit vakantiehuisje wemelt het van de enge spinnen.
  - De docente herinnerde mij gelukkig aan de uiterste inleverdatum.


Slide 42 - Tekstslide

VZV vs. BWB
  • Een vzv begint dus - net als de meeste bwb's - met een voorzetsel.

  • Wanneer weet je of je te maken hebt met een VZV of een BWB?

  • Als het voorzetsel letterlijk iets over een plaats/tijd zegt OF als het door een ander voorzetsel vervangen kan worden, dan is het een BWB.
   --> Hij staat stil bij het stoplicht. (= bwb)
   --> Op 4 mei staan we stil bij alle oorlogsslachtoffers. (= vzv)



Slide 43 - Tekstslide

Wat is een voorzetselvoorwerp?
A
Een woord waar een voorzetsel voor staat.
B
Een onderwerp dat met een voorzetsel begint.
C
Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel dat 'vast' bij een ww hoort.
D
Een zinsdeel waar een voorzetsel in staat.

Slide 44 - Quizvraag

VZV of BWB?

Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 45 - Quizvraag

VZV of BWB?

Ik slaap het liefst tussen een hoop knuffels.
A
tussen een hoop knuffels = vzv
B
tussen een hoop knuffels = bwb

Slide 46 - Quizvraag

VZV of BWB?

De leerlingen luisteren naar de docent.
A
naar de docent = vzv
B
naar de docent = bwb

Slide 47 - Quizvraag

Extra oefening
1.  Bestudeer nogmaals de theorie op blz. 78 en 79 of bekijk het             
     instructiefilmpje over het voorzetselvoorwerp (vzv).

2. Maak daarna één of meer van de volgende oefeningen:
     - Oefening vzv (1)           - Oefening vzv (2)
     - Oefening vzv (3)          - Oefening vzv (4)

4. Af?  Ga verder met de plusopdrachten (paars).



Slide 48 - Tekstslide

0

Slide 49 - Video