3HAVO Systeem Aarde Exogene krachten.

3Havo Systeem aarde 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3Havo Systeem aarde 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze les: 

- Weet je wat het weer is. 
- Weet je wat het klimaat is. 
- Kan je het verschil tussen weer en klimaat uitleggen. 
- Weet je wat neerslag is. 
- Kan je in 5 stappen beschrijven hoe neerslag ontstaat. 
- Weet je wat stijgingsneerslag is. 
- Kan je uitleggen wat stuwingsneerslag is. 
- Weet je wat loef-lij zijde en regenschaduw is. 
Les 2 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Het weer: de temperatuur, neerslag en wind op een bepaald moment, op een bepaalde plaats. 
  • Klimaat: het gemiddelde weer in een bepaald gebied gemeten over een periode van 30 of 40 jaar. 

  • 3 Soorten neerslag. 
  1. Stijgingsneerslag 
  2. Stuwingsneerslag 
  3. Frontale regens. 
Laat ruimte vrij achter/onder elk type voor een tekening! Je moet de afbeelding gaan overnemen! Geen screenshots. Dat werkt niet voor toetsing. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 3
Neerslag    

Lesplanning en doelen. 
- Uitleg/herhaling ontstaan van neerslag.                         (15 min) 
- Uitleg stijgingsneerslag en frontale regens                   (25 min) 


Lesdoelen: 
- Je kunt in 5 stappen beschrijven hoe neerslag ontstaat. 
- Je kunt uitleggen wat verdamping en condensatie is. 
- Je kunt uitleggen waarom lucht stijgt en neerslag ontstaat. 
- Je kunt van 3 soorten neerslag het ontstaan en voorkomen beschrijven. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat neerslag? 5 verschillende stappen: 

  1. De zon verwarmt het aardoppervlak en het water. Door deze warmte verdampt het water uit de zee of net boven land. 
  2. De warme lucht stijgt op met de waterdamp (warme lucht is licht en stijgt) 
  3. De lucht koelt af (bovenin) (Hoe hoger, hoe kouder) ((koude lucht daalt) 
  4. De waterdamp condenseert door de kou er ontstaan waterdruppels uit de wolken. Condenseren: van waterdamp naar vloeibare druppels. 
  5. Als de druppels zwaar genoeg zijn vallen ze naar beneden als neerslag

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijgingsneerslag 
  • Onthoud de plek van de pijl! 

Slide 7 - Tekstslide

https://www.curriculumbits.com/prodimages/details/geography/types-of-rainfall.html 
Weet je nog de pijl uit de vorige dia?
Waarom daalt bij 30 graden NB en ZB de lucht?

A
De wind drijft de vochtige lucht richting 30 graden. Daar daalt de lucht .
B
De wind drijft de droge lucht richting 30 graden. Daar daalt de lucht.
C
De lucht is nog onvoldoende uitgeregend. Er vind bij 30 graden nog condensatie plaats
D
Bij 30 graden liggen woestijnen. Hier is voldoende waterdamp beschikbaar om de lucht te doen dalen.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit:
Waarom zal er bij dalende en opwarmende lucht
vrijwel nooit condens ontstaan?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Les 4
Temperatuurfactoren 

Lesplanning en doelen. 
- Bespreken van filmopdracht                                             (20 min) 
- Start uitleg temperatuurfactoren                                    (15 min) 


Lesdoelen: 
- Je kunt in 5 stappen beschrijven hoe neerslag ontstaat. 
- Je weet wat de 5 temperatuurfactoren zijn. 
- Je uitleggen welke invloed de bolling van de aarde heeft op de temperatuur 
- Je kunt uitleggen waarom we de regel "hoe hoger - hoe kouder" hebben. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de video: https://www.youtube.com/watch?v=eii8K6s-6K4 en geef antwoord op de vragen

1: Welke 5! temperatuurfactoren zijn er? Bekijk je basisboek voor de overige twee factoren die niet in het filmpje genoemd worden.
2: Wat is de algemene regel bij de breedteligging?
3: Waarom is de invalshoek van de zon van invloed op de temperatuur?
4: Waarom is de atmosfeer ook van invloed bij de invloed van de zon?
5: Temperatuurfactor hoogteligging. Welke algemene regel kennen we hierbij volgens het filmpje?
6: Temperatuurfactor invloed van zee. Waarom hebben we in de zomer in Nederland een relatief koel klimaat?
7: Bekijk basisboek blz 39 Bnummer 45 zeestromen en figuur 2.14 op blz 39. Welke twee type zeestromen hebben we op aarde?
8: Bekijk B45 en figuur 2.14 op blz 39. Wat voor type zeestroom heeft Nederland, is dat een mogelijke verklaring voor

Slide 12 - Tekstslide

1: breedteligging, hoogteligging (gebergten), ligging t.o.v de zee. Aanvoer van koude of warme lucht door wind of zeestromen, ligging van gebergten.
2: hoe verder, hoe kouder
3: Recht boven de evenaar. Rechte stand zon, dus intens deel opgewarmd. Bij de polen, schuine stand zon, dus groot deel opgewarmd.
4: hoe langer door de dampkring, hoe meer stofdeeltjes het licht weerkaatst en er niet op aarde terecht komt.
5: Elke 1000m omhoog is 6 graden kouder.
6: Zeewater warmt geleidelijk op en koelt geleidelijk af. In de zomer is het nog aan het opwarmen. De koele zeelucht waait door een aanlandige wind naar de kust toe.
7: Koude en warme zeestromen
8: Golfstroom. Warme stroom. Brengt relatief warm zeewater mee vanuit Midden-Amerika. 
5 temperatuurfactoren 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De invalshoek van de zon is van invloed op de temperatuur.
Leg uit wat er gebeurd met de zonnestralen bij de Noordpool/Zuidpool

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoogteligging

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 5
Temperatuurfactoren (vervolg) 

Lesplanning en doelen. 
- Terugblik en uitleg filmpje                                (30 min) 
- Maken van opdrachten                                      (10 min) 


Lesdoelen: 
- Je weet wat de 5 temperatuurfactoren zijn. 
- Je uitleggen welke invloed de bolling van de aarde heeft op de temperatuur 
- Je kunt uitleggen waarom we de regel "hoe hoger - hoe kouder" hebben. 
- Je weet welke invloed aanlandige en aflandige wind hebben op de temperatuur 
- Je kunt uitleggen welke invloed zee en land hebben op de temperatuur. 
- Je weet wat luchtdruk is, en weet wat lage luchtdruk en hoge luchtdruk is. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoogteligging.

Chris staat op een gebergte met een hoogte van 2800m.
Bovenaan is het -5 graden celcius.

Wat is de temperatuur onderaan dit gebergte.
A
14 graden celcius
B
18.4 graden celcius
C
11.8 graden celcius
D
12 graden celcius

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De zon warmt zowel het land als de zee op.
Toch warmt de zee veel minder snel op.
Leg uit hoe dat kan?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zal in de winter sneller afkoelen. Het landoppervlak of de zeeën?
Bedenk ook waarom dat zo is. Je moet jouw antwoord dadelijk kunnen beargumenteren

Lesdoel: Je kunt verklaren waarom de afkoeling van het land anders
gaat dan die van de zee.
A
Zeeën
B
Landoppervlak

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit dat nu eigenlijk? 

  • De zee moet gelijkmatig worden opgewarmd door de stroming. 
  • Slechts een klein laagje land wordt opgewarmd. 
  • 'S nachts en in de winter koelt het land erg snel af. 
  • Het duurt lang voordat de zee geheel is afgekoeld. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Situatie: Land is Nederland. Tijd is zomer.

We hebben een aanlandige wind,
wat doet dat met onze temperatuur?
Bedenk je ook nu weer waarom jij jouw antwoord geeft.
Dat ga dadelijk ook aan jullie vragen.

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bij een aflandige wind in de winter:
Let op, kies twee opties!
A
Is het relatief warm in Nederland
B
Is het relatief koud in Nederland
C
Is het relatief nat in Nederland
D
Is het relatief droog in Nederland.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Situatie:
Het is zomer in NL. Echter geen koel klimaat
maar enorm droog/warm en zonnig.

Vanaf welke kant komt de wind?

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 

Ga aan de slag met de volgende opdrachten. 
Werk digitaal! 

H3 Chili, paragraaf 3 opdracht 2 en opdracht 4. 
Opdracht 4bcd werk je uit in je werkboek! 

Klaar? Bekijk het filmpje voorafgaand aan de volgende les. Beantwoord de vragen die op SOM staan 
https://www.youtube.com/watch?v=xHPanICJm3A 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 6
Luchtdruk en wind. 

Lesplanning en doelen. 
- Bespreken filmvragen                     (15 min) 
- Uitleg windsystemen                       (25 min) 


Lesdoelen: 
- Je kunt het uitleggen wat hoge luchtdruk is
· Je kunt uitleggen wat lage luchtdruk is
· Je kunt het verband leggen tussen hoge luchtdruk en droogte  
· Je kunt aangeven waar op aarde hoge en lage luchtdruk gebieden liggen en waarom?
· Je kent de wet van Buys Ballot en kunt deze toepassen 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeestromen. 

Twee soorten zeestromen 
  • Koud 
  • Warm 
Bekijk voor jezelf het filmpje 

Slide 28 - Tekstslide

https://aamboceanservice.blob.core.windows.net/oceanservice-prod/education/pd/oceans_weather_climate/media/ocean_circulation.swf

Slide 29 - Link

http://home.kpn.nl/kalsb004/geobronnenbb/animaties/globalwinds.html
  • Lucht stroomt altijd gebieden met teveel aan lucht (H) naar gebieden met een tekort aan lucht (L) 
  • Kijk meer naar de powerpoint 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 7
Luchtdruk en wind.

Lesplanning en doelen. 
- Oefenen met windsystemen                         (30 min) 
- Tijd voor een spel                                              (10 min) 


Lesdoelen: 
- Je kunt het uitleggen wat hoge luchtdruk is
· Je kunt uitleggen wat lage luchtdruk is
· Je kunt het verband leggen tussen hoge luchtdruk en droogte  
· Je kunt aangeven waar op aarde hoge en lage luchtdruk gebieden liggen en waarom?
· Je kent de wet van Buys Ballot en kunt deze toepassen 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wind stroomt altijd van gebieden met een teveel aan lucht (H) naar gebieden met een tekort aan lucht (L)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor luchtdruk (hoog of laag) hebben we rondom de evenaar? Leg jouw antwoord uit.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies










Bekijk de afbeelding. Afgekoelde lucht daalt rond de keerkringen (30 graden)
Wat voor type luchtdrukgebied vinden we hier? Hoog of Laag?



Slide 34 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Denk terug aan de vorige vragen.

Welke conclusie kan je nemen op basis van de vorige vragen?
A
Hoge luchtdruk = stijgende lucht = ontstaan neerslag
B
Lage luchtdruk = dalende lucht = droge gebieden
C
Lage luchtdruk = stijgende lucht = ontstaan neerslag
D
Hoge luchtdruk = dalende lucht = droge gebieden.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit het weerbericht in de zomer:

Nederland ligt onder invloed van een hoge luchtdrukgebied.
We krijgen een aflandige wind.

Wat zal ons weer gaan worden?
A
Relatief koel en regenachtig weer
B
Behoorlijk warm en droog weer
C
Relatief koel maar droog weer
D
Behoorlijk warm en nat weer.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding.

Nederland ligt in het midden van het vierkante vlak

Welk type neerslag ontstaat hier? Leg uit waarom dit type hier ontstaat.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de wet van Buys Ballot?

Slide 38 - Woordweb

https://create.kahoot.it/details/windcirculatie/19fa0bf0-f6b1-4a9e-9454-49ee1b0545de