rijmen

rijmen
Rijm is het herhalen  lettergrepen met dezelfde klank.
Luister naar de laatste letters van het woord.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalSpeciaal OnderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

rijmen
Rijm is het herhalen  lettergrepen met dezelfde klank.
Luister naar de laatste letters van het woord.

Slide 1 - Tekstslide


A
staf
B
hok
C
giraf
D
rok

Slide 2 - Quizvraag


A
paard
B
bos
C
appeltaart
D
ros

Slide 3 - Quizvraag


A
water
B
bel
C
sop
D
sok

Slide 4 - Quizvraag


A
knuisje
B
drop
C
huisje
D
op

Slide 5 - Quizvraag


A
glas
B
grap
C
klap
D
pluis

Slide 6 - Quizvraag


A
plons
B
bad
C
spons
D
nat

Slide 7 - Quizvraag


A
krans
B
krant
C
plons
D
prins

Slide 8 - Quizvraag


A
bruist
B
spreuk
C
juist
D
leuk

Slide 9 - Quizvraag


A
rust
B
juf
C
bluft
D
hut

Slide 10 - Quizvraag


A
uit
B
ruim
C
sproet
D
klaar

Slide 11 - Quizvraag


A
strop
B
sinas
C
ploep
D
stroop

Slide 12 - Quizvraag


A
licht
B
fee
C
lees
D
beest

Slide 13 - Quizvraag


A
school
B
schaal
C
schop
D
lap

Slide 14 - Quizvraag


A
ruil
B
uil
C
pluim
D
muis

Slide 15 - Quizvraag


A
flop
B
les
C
lees
D
bel

Slide 16 - Quizvraag


A
teun
B
kroost
C
boom
D
kroon

Slide 17 - Quizvraag


A
rond
B
goud
C
morgenstond
D
trouwt

Slide 18 - Quizvraag


A
floep
B
poep
C
boef
D
kroes

Slide 19 - Quizvraag


A
stom
B
gromt
C
klom
D
bijt

Slide 20 - Quizvraag


A
stoom, kroon
B
koning, honing
C
honing, stoom
D
kroon, stoom

Slide 21 - Quizvraag


A
stoffer, tover
B
tover, klaver
C
klaver, stoffer
D
rover, tover

Slide 22 - Quizvraag


A
rek, rik
B
rik, geks
C
geks, heks
D
heks, rek

Slide 23 - Quizvraag


A
stof, staf
B
staf, draf
C
draf, kapot
D
kapot, stof

Slide 24 - Quizvraag


A
hyacint, wonderkind
B
repelsteeltje, kikker
C
kikker, hyacint
D
wonderkind, repelsteeltje

Slide 25 - Quizvraag


A
persoon, kasteel
B
tafelkleed, personeel
C
personeel, persoon
D
kasteel, personeel

Slide 26 - Quizvraag


A
toren, verloren, volkoren
B
boer, toeren
C
verloren, volkoren
D
volkoren

Slide 27 - Quizvraag


A
ketel, brandnetel
B
verstand, ketel
C
strandstoel, brandnetel
D
brandnetel, strandstoel

Slide 28 - Quizvraag


A
oorzaak, smak, afwas
B
smaak, afwas, draak
C
smaak , draak, oorzaak
D
oorzaak, afwas, draak

Slide 29 - Quizvraag


A
prinses, zangeres, klets
B
prinses, klets, zangeres
C
zangeres, lerares, prinses
D
klets, juf, prinses

Slide 30 - Quizvraag


A
wanten, handen, diamant
B
handen, diamant, kamerplant
C
diamant, kamerplant, fietsband
D
fietsband, handen, wanten

Slide 31 - Quizvraag


A
stroop, kraan, kroon
B
kraan, kroon, gewoon
C
kroon, troon, gewoon
D
gewoon, stroop, kroon

Slide 32 - Quizvraag


A
boterbloem, toverspreuk
B
uitslover, botbreuk
C
valkuil, boterbloem
D
toverspreuk, botbreuk

Slide 33 - Quizvraag


A
wachtwoord, antwoord, rijmwoord
B
antwoord, poortwacht, wachtwoord
C
rijmwoord, klachten, antwoord
D
rijmwoord, wachtwoord, poortwacht.

Slide 34 - Quizvraag


A
glas, klets, kurk, jurks
B
augurk, jurk, schurk, kurk
C
klets, fles, glas, schurk
D
schurk, kurk, glas, augurk

Slide 35 - Quizvraag


A
saus
B
appelboom
C
appelmoes
D
worst

Slide 36 - Quizvraag