Bij de push-logistiek worden producten door een fabriek gemaakt, zonder dat zekerheid bestaat over de vraag. De producten worden dan vervolgens via een distributiekanaal naar winkels getransporteerd waar ze aan gebruikers/kopers worden aangeboden. De fabrikant moet maar afwachten wat er wordt verkocht, en wat er eventueel van zijn goederen onverkocht retour komt of als afgeschreven winkelvoorraad moet worden weggegooid.
Bij de pull-logistiek werkt het andersom: winkels worden bevoorraad aan de hand van de vraag van de eindgebruikers. In extreme gevallen kan het gebeuren dat het hele productieproces pas op gang komt zodra de klant zijn bestelling heeft geplaatst. Denk bijvoorbeeld aan Albert Heijn, dat zijn voorraad in de winkels bijhoudt en de goederen bij het distributiecentrum bestelt zodra dat nodig is.