Sociale kaart

Sociaal netwerk

Wie ben ik? 
in mijn 
sociale netwerk
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
OmgangskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Sociaal netwerk

Wie ben ik? 
in mijn 
sociale netwerk

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesdoelen
  1. Aan het einde van de les weet je wat een sociaal netwerk is
  2. Aan het einde van de les weet je waarom een sociaal netwerk belangrijk is, voor jezelf en de zorgvrager
  3. Aan het einde van de les heb je inzichtelijk hoe jouw sociale netwerk in elkaar zit 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het belang van een sociaal netwerk?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wie let er op jou?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Op wie let jij?

Slide 10 - Open vraag

Opdracht: Sociaal netwerk 
Sociaal Netwerk 2.0:

Dit is een individuele opdracht

1. Hoe is op dit moment jouw netwerk (na een hele periode op een nieuwe opleiding)?
2. Welke contacten zijn er nog meer? (school, bijbaantje, sport/hobby, …)
3. Welke rol heb je in deze contacten?
4. Met wie praat u als u het moeilijk hebt?
5.  Welke rol speelt deze persoon in je leven?
6.  Met wie hebt je contact in de buurt waar je woont?






Slide 11 - Tekstslide

vervolg
6 Met wie heb je telefoongesprekken?
7 Hoe is het contact met familieleden?
8 Van wie krijgt je bezoek?
9 Bij wie gaat je wel eens op bezoek?
10 Met wie heb je contact via, e-mail, WhatsApp of Facebook?
11 Gaat je wel eens uit logeren en bij wie?
12 Wie komt er op je verjaardag / bij wie ga je op verjaardag?
13 Zijn er personen die voor je belangrijk zijn, niet genoemd?

Slide 12 - Tekstslide

Een ecogram maken
Met een ecogram brengen we de belangrijke sociale contacten in kaart
1) Gezin van herkomst (G).  broers en zusters, ouders, partnet.
2) Overige familieleden (F). ooms, tantes, zwagers, schoonzussen, neven en nichten.
3) Vrienden (V). Het contact is van persoonlijke en emotionele aard en kan een belangrijke steun zijn.
4) Kennissen (K),  buren, collega’s, vrijwilligers, maatjes. Het contact is van sociale aard, maar misschien minder persoonlijk en emotioneel van aard dan bij vrienden.
5) Buren (B). Directe buren, gang- of huiskamergenoten waarmee men een band ervaart.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide