Het weer
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De luchtdruk is het hoogst
A
Op zeeniveau
B
Op een berg
C
Maakt niet uit, de luchtdruk is overal op aarde hetzelfde.
Slide 2 - Quizvraag
Hoe hoger je komt
A
Hoe hoger te temperatuur
B
Hoe lager de temperatuur
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de officiële natuurkundige drukeenheid?
A
mBar
B
atm
C
mm Hg
D
Pa
Slide 4 - Quizvraag
1,2 bar =
A
120 Pascal
B
1200 Pascal
C
12.000 Pascal
D
120.000 Pascal
Slide 5 - Quizvraag
Het is in Nederland lekker weer, de zon schijnt. Over Nederland hangt dus..
A
Een Lagedrukgebied
B
Een Hogedrukgebied
C
Maakt niet uit
Slide 6 - Quizvraag
Wind verplaatst zich ...
A
van hoge druk naar lage druk
B
van lage druk naar hoge druk
C
beide kanten op
Slide 7 - Quizvraag
De temperatuur waarbij lucht geen vocht meer kan opnemen noemt men:
A
Stolpunt
B
Toppunt
C
Dauwpunt
D
Condensatiepunt
Slide 8 - Quizvraag
Wind ontstaat door:
A
Verschil in luchtdruk
B
Draaiing van de aarde
C
Verschil in temperatuur
D
Verschil in luchtvochtigheid
Slide 9 - Quizvraag
Een mistbank is een laaghangende wolk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het absolute nulpunt
A
-275 graden C
B
-273 graden C
C
50 K
D
1 K
