naamwoordelijk gezegde

Grammatica les 20
naamwoordelijk gezegde
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica les 20
naamwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde?

Slide 2 - Woordweb

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 5 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  • Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel
  • Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. (Een van deze werkwoorden is een vorm van een koppelwerkwoord)

Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden 

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)



Slide 7 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 8 - Tekstslide

Wel of geen naamwoordelijk gezegde? 
Stel twee vragen:
Vraag 1: 
Gaat het in de zin om een ‘toestand’ (ook wel: eigenschap)? 

Vraag 2: 
Staat er een vorm van één van de negen koppelwerkwoorden in de zin? 


Slide 9 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde 
- onderwerp is iets 'toestand'
- bevat altijd een koppelwerkwoord 
- bevat altijd een werkwoordelijk deel (kww) en naamwoordelijk deel (een woordgroep met een BN of ZN)
- zin bevat nooit een LV
- KWW is vervangbaar 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Mijn vriend wordt leraar.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quizvraag

Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quizvraag

Hij gaat naar huis.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quizvraag

Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Aan de slag!
LES 20 - blz. 82-85
Opdracht: 5, 6 en 7 maken 

Opdracht 1 vrijdag i.v.m. koppelwerkwoord (na uitleg)
Is huiswerk 

Slide 18 - Tekstslide