Thema B Schrijven: een alinea schrijven

Wat gaan we doen?

terugblik op Activerend schrijven thema A
Lesdoel thema B: alinea schrijven
Theorie blz.149/150 
Opdrachten maken: 1,2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?

terugblik op Activerend schrijven thema A
Lesdoel thema B: alinea schrijven
Theorie blz.149/150 
Opdrachten maken: 1,2

Slide 1 - Tekstslide

Terugkijken thema A activerend schrijven blz.120/121
denkvraag
Welke twee kenmerken heb je in de vorige les geleerd om activerend te schrijven?

Slide 2 - Tekstslide

werkvorm: denken, delen uitwisselen
1 Denk eerst wat het antwoord is op de denkvraag.
2 Deel je antwoord met een klasgenoot.
3 Wissel je antwoord met de hele groep.

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken voor activerend schrijven is het volgende : 
1 Uitroeptekens schrijven ( zin zonder onderwerp, met een bevel/uitroep)
2Versterkende woorden gebruiken: vaak bijvoeglijke naamwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Formuleer activerende zinnen!
1 Het is belangrijk dat je warm aankleedt als het buiten vriest.
2 Misschien zou je eens gezond moeten eten.
3 Wil je misschien naar ons kerstgala komen?

Slide 5 - Tekstslide

Thema B blz.149/150
lesdoel: Je leert een alinea schrijven.

Slide 6 - Tekstslide

De meeste informatie in een tekst staat...
A
In de inleiding
B
In de kern
C
In het middenstuk
D
In het slot

Slide 7 - Quizvraag

Een alinea schrijven
Een tekst wordt overzichtelijk als je hem verdeelt in alinea's.

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijk de volgende twee afbeeldingen en beantwoord daarna de vraag.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn volgens jou de verschillen tussen de vorige twee afbeeldingen? Noem er minstens twee.

Slide 11 - Open vraag

Maar hoe schrijf je een goede alinea?
  • De belangrijkste informatie van de alinea zet je in de eerste zin, de kernzin.
  • Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp, die informatie zet je in de volgende zinnen.
  • Begin een nieuwe alinea als je over een nieuw deelonderwerp gaat schrijven.

Slide 12 - Tekstslide

voorbeeld kernzin
onderwerp; reizen
deelonderwerp: vliegreizen
kernzin;
1 Vliegreizen zijn vervuilend voor het milieu.
2 Vliegreizen zorgen voor meer vakantiegevoel.

Slide 13 - Tekstslide

Op welke plek in een alinea staat de Kernzin?
A
Aan het einde van een Alinea
B
In het midden van een alinea
C
Dat maakt niet uit.
D
Aan het begin van een alinea

Slide 14 - Quizvraag

Let op
  • Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
  • Binnen een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door.

Op een nieuwe regel beginnen kan op twee manieren 

Slide 15 - Tekstslide

Door de regel niet door te laten lopen, maar na het laatste woord op de volgende regel door te gaan.
Door het gebruik van een witregel.

Slide 16 - Tekstslide

Zet de zinnen op de volgende pagina in de juiste volgorde.

Slide 17 - Tekstslide

De eerste alinea van een tekst wordt ook wel de inleiding of de lead genoemd.
In de eerste alinea lees je waar de tekst over gaat. 
De belangrijkste informatie staat in de eerste of laatste zin van de alinea. 
De zin met de belangrijkste informatie wordt wel de kernzin genoemd.
Zin 1
Zin 2
Zin 3
Zin 4

Slide 18 - Sleepvraag

Waarom verdeel je een tekst in alinea's?

Slide 19 - Open vraag

Aan de slag!
Bestudeer de groene tekst blz.149 en maak in tweetallen opdracht 1,2 blz.149/150

Slide 20 - Tekstslide