6.3 Het relais

Klas binnenkomen
  • Ga rustig naar je plaats
  • Mobil uit en in je tas.
  • Je bent startklaar voor de les                        
  • Aandacht voor de docent
     
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas binnenkomen
  • Ga rustig naar je plaats
  • Mobil uit en in je tas.
  • Je bent startklaar voor de les                        
  • Aandacht voor de docent
     

Slide 1 - Tekstslide

Tijdens de les
  • Doe actief mee
  • stoor niet        
  • Bij vragen eerst je vinger opsteken          
  • Houd het lokaal netjes

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Herhaling  
  2. Uitleg paragraaf 6.3  
  3. Zelfstandig werken   
  4. Afsluiting/Vragen 6.3 

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les

Slide 4 - Tekstslide

  1. Weerstand
  2. LDR & NTC

Slide 5 - Tekstslide

Elektrische weerstand

Slide 6 - Tekstslide

Light 
Dependant
Resistor

Slide 7 - Tekstslide

NTC
TEMPERATUURSENSOR
(temperatuurgevoelige weerstand)

Hoge temperatuur -> lage weerstand -> veel stroom

Lage temperatuur -> hoge weerstand -> weinig stroom

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan in eigenwoorden beschrijven wat een relais is.
  • Je kan in eigenwoorden beschrijven wat een elektromagneet is.
  • Je kan in eigenwoorden beschrijven hoe een schakeling met breekcontact / maakcontact werkt. 

Slide 9 - Tekstslide

Relais

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

lezen 6.3 blz.118 & 121

  • Maken 29 t/m 35
werkboek  blz 49 t/m 51. 

  • klaar:
 afmaken 6.2
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Een relais werkt als volgt:
A
Het verhoogt of verlaagt de spanning van 10.000V naar 230V
B
Is een elek. magnetische schakelaar. Door spanning door een spoel kan je een andere stroom inschakelen.
C
Een elektrisch schakelcontact in een glazen buisje dat bediend wordt door een magnetisch veld.

Slide 13 - Quizvraag

Je wilt dat de zoemer in de afbeelding hieronder aan is. Hiervoor moet het:
A
donker zijn
B
licht zijn
C
warm zijn
D
koud zijn

Slide 14 - Quizvraag

Paragraaf 6.3

Afmaken opgaven van 6.2& 6.3.

 

Slide 15 - Tekstslide