P4les19 18-06

BIENVENIDOS
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BIENVENIDOS

Slide 1 - Tekstslide

La planificación de hoy
La primera hora
Leer textos

La secunda hora
Repetir unidad 7 y unidad 8

Slide 2 - Tekstslide

Leer textos nivel A2

Slide 3 - Tekstslide

Unidad 7

Slide 4 - Tekstslide

Hij doucht zich
A
te duchas
B
se duchas
C
Te ducha
D
se ducha

Slide 5 - Quizvraag

se duchan
A
hij doucht zich
B
zij doucht zich
C
zij douchen zich
D
zij douchen

Slide 6 - Quizvraag

Los verbos reflexibos
1) Ducharse (zich douchen)

Deze is regelmatig en gaat net als 'llamarse

Vervoeg het werkwoord ducharse

Slide 7 - Tekstslide

Gramática 

Slide 8 - Tekstslide

Ik ga naar bed

Slide 9 - Open vraag

Wij gaan zitten

Slide 10 - Open vraag

Jullie kleden je aan

Slide 11 - Open vraag

Gramática 
Acostarse = naar bed gaan (o -> ue)

Sentarse = gaan zitten (e -> ie)

Vestirse = zich aankleden (e -> i)

Klinkerveranderingen komen voor bij de 1e 2e 3e en 6e vorm

Slide 12 - Tekstslide

Gramática 

Slide 13 - Tekstslide

wij gaan uit

Slide 14 - Open vraag

Zij trekken aan

Slide 15 - Open vraag

Gramática 
Ponerse = aantrekken

Slide 16 - Tekstslide

Gramática 
Salir = uitgaan/weggaan 

Slide 17 - Tekstslide

Gramática 
Volver = terugkeren (o -> ue)

Vervoeg deze in je schrift

Slide 18 - Tekstslide

Gramática 

Slide 19 - Tekstslide

Practicar
Op zaterdag ga ik uit met mijn vrienden
Hij gaat om 22.00 uur naar bed
Wij staan om 08.00 uur op
Ik douch mij om 08.30
Wij keren terug om 17.30

Slide 20 - Tekstslide

Practicar
Op zaterdag ga ik uit met mijn vrienden
El sábado salgo con mis amigos
Hij gaat om 22.00 uur naar bed
Se acuesta a las diez de la noche
Wij staan om 08.00 uur op
Nos levantamos a las ocho de la mañana
Ik douch mij om 08.30
Me ducho a las ocho y media de la mañana
Wij keren terug om 17.30
Volvemos a las cinco y media de la tarde

Slide 21 - Tekstslide

Unidad 8

Slide 22 - Tekstslide

¿Te ...... la espalda?
A
doler
B
dole
C
duele
D
duelen

Slide 23 - Quizvraag

A mis amigos ..... duelen las piernas
A
le
B
les
C
nos
D
os

Slide 24 - Quizvraag

A mí me ..... la playa
A
gustar
B
gusto
C
gusta
D
gustan

Slide 25 - Quizvraag

El verbo doler

Slide 26 - Tekstslide

Practicar con el verbo doler
Mijn hand doet pijn
Juan heeft pijn aan zijn gezicht
Wij hebben zere benen
Ik heb pijn aan mijn neus
Heb jij pijn aan je voet?

Slide 27 - Tekstslide

Practicar con el verbo doler
Mijn hand doet pijn
Me duele mi mano
Juan heeft pijn aan zijn gezicht
A juan le duele su cara
Wij hebben zere benen
Nos duelen las piernas
Ik heb pijn aan mijn neus
Me duele la nariz
Heb jij pijn aan je voet?
¿Te duele el pie?  /  ¿Te duele tu pie?

Slide 28 - Tekstslide

Mi hermana bebe ...... leche
A
mucho
B
mucha
C
muy
D
muchos

Slide 29 - Quizvraag

Mi casa es ..... grande
A
mucho
B
mucha
C
muy
D
muchos

Slide 30 - Quizvraag

Hay ..... iglesias en Barneveld
A
mucho
B
mucha
C
muchos
D
muchas

Slide 31 - Quizvraag

Nosotros trabajamos ..... en el restaurante
A
mucho
B
mucha
C
muy
D
muchos

Slide 32 - Quizvraag

Gramática

Slide 33 - Tekstslide

Gramática

Slide 34 - Tekstslide

Gramática

Slide 35 - Tekstslide

Practicar 
En barneveld hay ............. iglesias.
Mi padre trabaja .............
En los países bajos vive ........... gente.
La casa de mis padres es .............. bonita
Nueva York es una ciudad ............ grande
España tiene .............. playas
Tenemos ............ libros en clase

Slide 36 - Tekstslide

Practicar 
En Barneveld hay muchas iglesias.
Mi padre trabaja mucho.
En los países bajos vive mucha gente.
La casa de mis padres es muy bonita.
Nueva York es una ciudad muy grande.
España tiene muchas playas.
Tenemos muchos libros en clase.

Slide 37 - Tekstslide

Practicar 
Hij heeft hoofdpijn
Zij hebben pijn aan hun oren
Ik vind melk lekker
Hij houd veel van fruit
Hij vind patat erg lekker

Slide 38 - Tekstslide

Practicar 
Hij heeft hoofdpijn
Le duele la cabeza
Zij hebben pijn aan hun oren
Les duelen las orejas
Ik vind melk lekker
Me gusta la leche
Hij houd veel van fruit
Le gusta mucho la fruta
Hij vind patat erg lekker
Le gusta mucho patatas fritas

Slide 39 - Tekstslide

El resto del tiempo
Preparar el examen
Mucha suerte

Slide 40 - Tekstslide

Hasta la próxima vez

Slide 41 - Tekstslide