NN6 havo 2 Lezen H6 - Tekst en publiek

Tekst en publiek
Nieuw Nederlands 6e editie
2 havo/vwo
Lezen H6
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekst en publiek
Nieuw Nederlands 6e editie
2 havo/vwo
Lezen H6

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
1. Toets Lezen H5 & H6

2. Theorie H6

3. Werktijd

Slide 2 - Tekstslide

Toets

Maandag 22 juni: Lezen H5 & H6

(cijfer telt niet mee, maar laat wel zien wat jouw niveau is!)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel

Ik kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
A
Bekijk de titel, tussenkopjes en afbeeldingen. Lees de eerste en laatste alinea van de tekst.
B
Lees de eerste en laatste zinnen van alle alinea's
C
Lees de tekst helemaal
D
Lees het stukje dat je nodig hebt tussenkopjes, opsommingstekens of anders gedrukte woorden

Slide 5 - Quizvraag

Als je wilt weten wat het onderwerp van een tekst is, ga je ........
A
globaal lezen
B
oriënterend lezen
C
zoekend lezen
D
precies lezen

Slide 6 - Quizvraag

Noem een tekstdoel
(vorig jaar, Lezen H5)

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Tina' geschreven?
A
Vrouwen
B
Mannen
C
Jonge meiden
D
Jongens

Slide 9 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor jonge meiden is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Voetbal International' geschreven?
A
Mannen en vrouwen
B
Jongens en meisjes
C
Mannen en vrouwen die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die voetbal interessant vindt.

Slide 12 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor iedereen die voetbal interessant vindt, is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Plus' geschreven?
A
Mannen en vrouwen
B
Jongens en meisjes
C
Mannen en vrouwen boven de 50 jaar
D
Mannen en vrouwen onder de 50 jaar

Slide 15 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor mannen en vrouwen boven de 50 jaar is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alledrie

Slide 16 - Quizvraag

Tekst en publiek
Leerjaar 1. Lezen H5: tekstdoelen

1. Amuseren (dat je je vermaakt: stripboek)
2. Informeren (dat je iets te weten komt: studieboek)
3. Overtuigen (dat je de mening van de schrijver overneemt: recensie Netflix-serie)
4. Activeren (dat je iets wel of niet gaat doen: Intertoys-speelgoedboek)
5. Instrueren

Slide 17 - Tekstslide

Tekst en publiek
Om het tekstdoel te bereiken, houdt een schrijver altijd rekening met zijn publiek.
(voorbeeld: schrijfopdracht over jouw woonplaats: wie moet wel/niet komen? -> taalgebruik aanpassen)

Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is: onderwerp, bron, taalgebruik, lay-out

Slide 18 - Tekstslide

het onderwerp
Bepaalde onderwerpen horen bij bepaalde doelgroepen:

- Een tekst over de nieuwste schoolagenda's is voor jongeren

- Een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen

Slide 19 - Tekstslide

de bron
Waar wordt iets gepubliceerd?

Een artikel over games -> computerblad

Een artikel over corona -> medisch tijdschrift

Diverse bronnen (doelgroepen):
- mannen- en vrouwenbladen
- tuinliefhebbers
- gelovigen
etc.

Slide 20 - Tekstslide

het taalgebruik
Je past de taal aan aan je publiek

jongerenbladen
> korte zinnen, weinig moeilijke woorden
> typische jongerenwoorden
> straattaal

Vakblad
> jargon (vaktermen)
voorbeeld: in een kookboek: blancheren, julienne

Slide 21 - Tekstslide

de lay-out
lay-out = vormgeving

Advertenties, teksten voor jongeren en popukaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Quest, Glossy): vaak rijk geïllustreerd, meestal grote koppen, veel kleuren.

Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Onze Taal, New Scientist): niet zoveel illustraties, vaak zakelijker opgemaakt.   

Slide 22 - Tekstslide

De vraag staat op de volgende slide.

Slide 23 - Tekstslide


Waaruit komt tekst 1?
A
Cosmopolitan Voor liefhebbers van mode
B
7Days Voor jongeren van 12 tot 18 jaar
C
Reiz& Voor echte reisliefhebbers
D
Noordhollands Dagblad Voor lezers van alle leeftijden

Slide 24 - Quizvraag

De vraag staat op de volgende slide.

Slide 25 - Tekstslide


Waaruit komt tekst 2?
A
Cosmopolitan, voor liefhebbers van mode
B
7Days, voor jongeren van 12 tot 18 jaar
C
Reiz&, voor echte reisliefhebbers
D
Noordhollands Dagblad, voor lezers van alle leeftijden

Slide 26 - Quizvraag

Leerdoel

Ik kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven

Slide 27 - Tekstslide

Noem twee punten waaraan je kunt zien voor welk publiek een tekst is geschreven.

Slide 28 - Open vraag

Huiswerk

Maak van Lezen hoofdstuk 6: 
Boek: 1-3 (tekst 6. Vrijetijdsziekte voorkomen)
Online methode: alle opdrachten tot en met bovenstaande tekst.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het publiek van
'De Volkskrantmagazine'

Slide 30 - Open vraag