In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
* herhaling H5
Instructie Lezen H6
Aan de slag!
Afsluiting + HW volgende les
Slide 2 - Tekstslide
Lezen H5 + H6
Lezen H5:
Ik kan kritisch lezen om te beoordelen of een tekst objectief en betrouwbaar is.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je nog over kritisch lezen?
Slide 4 - Woordweb
Is een tekst over de inhoud van een boek op de website van de bibliotheek betrouwbaar?
(Meerdere antwoorden zijn goed)
A
Ja, de website van de bibliotheek is betrouwbaar.
B
Ja, op deze website geeft informatie van voor- en tegenstanders.
C
Nee, deze informatie is niet meer actueel.
D
Nee, bibliotheek wil je overtuigen om het boek te kopen.
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer is een auteur betrouwbaar?
Is tekst over een schoonmaakmiddel in een folder betrouwbaar?
A
Ja, de informatie uit een folder is betrouwbaar.
B
Ja, de auteur van een folder is deskundig.
C
Nee, in een folder proberen ze het product aan jou te verkopen.
D
Nee, de informatie uit een folder is verouderd.
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer is een auteur betrouwbaar?
Wanneer is een auteur betrouwbaar?
A
als hij deskundig en onpartijdig is
B
als hij partijdig is
C
als hij zijn mening geeft
D
als hij onbetrouwbare bronnen gebruikt
Slide 7 - Quizvraag
Lezen H5 - Hoe werkt nepnieuws?
Ga naar https://www.slechtnieuws.nl/#intro en speel de game.
Wie haalt de meeste punten? Ongeveer 10 - 15 minuten.
Slide 8 - Tekstslide
Lezen H6 - Tekst en publiek
Leerdoel van deze les:
Ik kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Lezen H6 - Tekst en publiek
Een schrijver schrijft zijn tekst voor een bepaald publiek. Dit kan jong of oud zijn, maar ook gericht op amusement of om je iets te leren.
Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:
het onderwerp
de bron
het taalgebruik
de lay-out
Slide 12 - Tekstslide
Lezen H6 - Tekst en publiek
Het onderwerp
Aan het onderwerp van een tekst kun je vaak zien voor wie de tekst geschreven is. Zo is een tekst over internetkosten vaak geschreven voor volwassenen en een tekst over de nieuwste schooltassen voor jongeren.
De bron
Er zijn bladen en websites gericht op vrouwen (Margriet), maar ook voor mannen (AutoWeek). Of bijvoorbeeld een tekst over sport is geschreven voor sportliefhebbers.
Slide 13 - Tekstslide
Lezen H6 - Tekst en publiek
Het taalgebruik
Een tekst voor jongeren heeft vaak korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst juist het tegenovergestelde.
In teksten die bestemd zijn voor een specifiek publiek, lees je ook wel jargon - vaktaal.
Slide 14 - Tekstslide
Lezen H6 - Tekst en publiek
De lay-out
Je ziet vaak aan de illustraties, kleuren en koppen voor welk publiek een tekst of advertentie is geschreven.
Slide 15 - Tekstslide
Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift Tina geschreven?
A
Vrouwen
B
Mannen
C
Jonge meiden
D
Jongens
Slide 16 - Quizvraag
Waaraan kun je zien dat het voor jonge meiden is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alledrie
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift Voetbal International geschreven?
A
Mannen en vrouwen
B
Jongens en meisjes
C
Mannen en vrouwen die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die voetbal interessant vindt.
Slide 19 - Quizvraag
Waaraan kun je zien dat het voor iedereen die voetbal interessant vindt, is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alledrie
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift Plus geschreven?
A
Mannen en vrouwen
B
Jongens en meisjes
C
Mannen en vrouwen boven de 50 jaar
D
Mannen en vrouwen onder de 50 jaar
Slide 22 - Quizvraag
Waaraan kun je zien dat het voor mannen en vrouwen boven de 50 jaar is geschreven?