Lezen H1 tm H3 en Woordenschat H3 en H4
1 / 13
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat was er ook alweer belangrijk in de paragraaf 'Lezen'?
Slide 2 - Open vraag
Bij welk tekstverband horen de signaalwoorden?
Sleep ze naar het juiste vak.
De schrijver legt in meerdere stappen uit wat je moet doen.
Tegenstelling (voordeel en nadeel)
maar, echter
eerst, daarna, vervolgens, ten slotte
Slide 3 - Sleepvraag
Slide 4 - Tekstslide
aanprijzen
A
overdreven aandacht
B
in gebruik nemen
C
aanbevelen
D
gebruiken om er iets van te maken
Slide 5 - Quizvraag
hoogstandjes
A
afkomstig zijn uit de tijd van
B
één ding van iets waarvan er nog meer zijn
C
waardering
D
dingen die heel knap of kunstig gemaakt zijn
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent het voorvoegsel
mis-
mis-
Slide 7 - Open vraag
verwerken
A
gebruiken om er iets van te maken
B
uitslagen
C
plotseling verschijnen
D
voorbijgaan
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent het achtervoegsel -lijks?
(Bijvoorbeeld in wekelijks)
(Bijvoorbeeld in wekelijks)
Slide 9 - Open vraag
Wat betekent deze uitdrukking:
iets op je lever hebben
iets op je lever hebben
A
grote problemen hebben
B
iets te zeggen hebben
C
alles doorvertellen
D
er erg van houden
Slide 10 - Quizvraag
noodzakelijk
A
absoluut nodig
B
hebben, krijgen
C
aan elkaar vastmaken
D
ongewone
Slide 11 - Quizvraag
wat betekent het voorvoegsel her-? (herexamen)
Slide 12 - Open vraag
in omloop brengen
A
kleiner worden
B
plotseling verschijnen
C
in gebruik nemen
D
gedeelte
